De cliënte is uitgesproken en kijkt me vragend aan.
Terwijl ik haar aankijk, denk ik: o jee, en wat is nu de volgende vraag die ik kan stellen, zodat ik aansluit op wat ze net heeft gezegd?
Is dit nu het moment dat ik kan vragen, hoe ze daar last van heeft, of is vragen naar wat ze wil bereiken nu passender?
Mijn hersenen draaien op volle toeren. Zelf krijg ik het een beetje benauwd, want wat ga ik nou zeggen? Mijn mond voelt droog. Tenslotte zeg ik: “Eh sorry, ik weet niet zo goed wat ik nu moet zeggen. Ik zou willen kiezen voor: hoe heb je daar last van? Maar ik weet het niet zeker.
De cliënte, alias de trainster van de cursus, kijkt me vriendelijk aan, en vraagt aan mijn medecursisten: “Hebben jullie een idee? Welke vraag zou je nu kunnen stellen?”
Het blijft even stil, dan zegt iemand: “Ik zou vragen naar wat ze wil bereiken.”
De trainster knikt instemmend en legt uit waarom deze vraag beter zou aansluiten. En ik denk: dus toch!
Misschien klinkt het raar, maar dit lastige moment inspireerde mij ontzettend. Door deze oefensessie tijdens de training Progressiegericht Werken leerde ik niet alleen welke vragen ik kan stellen aan cliënten, maar ook veel over mezelf.
Zelfs tijdens een oefengesprek wil ik blijkbaar meteen de goede vragen kunnen stellen. Niet oefenen of experimenteren. Nee, het moet meteen goed zijn wat ik zeg. Aha! Dus fouten maken probeer ik te voorkomen.
Wat raar eigenlijk dat ik dat doe. Want ik vind toch juist dat je door fouten maken veel kan leren! Dat zei ik vroeger al tegen mijn leerlingen, en tegenwoordig tegen mijn cliënten. Maar zelf doe ik het dus niet!
Een mooi voorbeeld van hoe een lastige situatie ook inspiratie kan geven. Het zette mij aan het denken over hoe ik zelf omga met het maken van fouten.
En o ironie. In een training die er juist op gericht is om vooruitgang te leren boeken in gesprekken voeren, zet ik mezelf vast door te denken dat ik het al moet kunnen.
Toen een cliënte me onlangs vroeg of ik eens wilde bloggen over wat mij nou inspireert, moest ik meteen aan dit voorbeeld denken. Bij inspiratie denk je al snel aan mooie, positieve dingen, mensen, quotes of situaties.
Maar ook lastige zaken kunnen je op een idee brengen.
Naast deze training zijn er heel veel dingen die mij inspireren. In mijn werk maar zeker ook daar buiten.
Zo geniet ik enorm van het afscheuren van een blaadje van de kalender. Zoals je op de foto kan zien, heb ik er dit jaar drie. En nee, die heb ik niet zelf gekocht. Sinterklaas was de gulle gever.
Een rondje langs de drie kalenders hoort bij mijn ochtendritueel, naast thee zetten en ontbijten is dat het eerste wat ik doe. Het zet me aan het denken, brengt me aan het lachen en soms is het zo de moeite waard dat ik er een foto van maak en het via Twitter of Facebook deel. Zodat een ander kan meegenieten.
Ook het tijdschrift Flow is voor mij een grote inspiratiebron. Ik lees het al jaren, en sinds kort heb ik een abonnement. Het voelt als het krijgen van een cadeautje als dat in de brievenbus ligt. Het is met aandacht gemaakt, en dat merk je.
De mix van levensverhalen, achtergrondinformatie over allerlei onderwerpen en de creatieve extraatjes hebben mij al heel vaak op ideeën gebracht. Dan denk ik weleens stiekem: als ik nou ook eens zo’n tijdschrift zou maken, dan…
Als jij drie dingen zou mogen noemen die je inspiratie geven, wat zou je dan zeggen?
Wat een ironie inderdaad he, maar oh zo herkenbaar. Je doet/volgt iets om (bij) te leren, je verder te ontwikkelen, maar vindt van tevoren dat je het al moet kunnen. En zeker weten dat lastige situaties je tot inspirerende inzichten kunnen brengen waardoor je ook echt anders gaat denken én doen. Stapje voor stapje, want hardleerse gewoontes leren we niet snel af. Het aanleren ging makkelijker en vaak ongemerkt. 😉
Het werk van gedragseconoom Dan Ariely (zijn 1e boek: Predictably Irrational) inspireert mij enorm. Geeft zo veel inzicht in menselijk gedrag, zowel zakelijk als privé. Op YouTube staan er aardig wat video’s van/met hem, dus mocht je hem niet kennen, kun je daar eens kijken.
Ik lees veel, over psychologie, hersenwetenschap, ondernemen, management, (online) marketing, filosofie. Daar krijg ik ook geen genoeg van. Net als naar goeie gesprekken luisteren. Bijvoorbeeld via de podcasts (radio on demand) van de Correspondent of de Vimeo opnames van De Balie. De korte colleges van Universiteit van Nederland zijn regelmatig ook niet te versmaden (zie hun website).
En Frank, m’n lief, blijft natuurlijk een onuitputtelijke inspiratiebron… 🙂
Zo is het inderdaad, Sonja! Het eerste stapje was het inspirerende inzicht en nu verder met de volgenden. 😉
Leuk ook om te lezen wat jou inspireert. Meteen weer ideeën opgedaan. Bedankt!
Na afloop van de repetities van het blaasorkest waarin ik speel, gaan we meestal met een aantal mensen nog wat drinken. Eén van die keren vertelde Matti, één van onze fluitisten, me over zijn werkweek en dat vond ik een zeer inspirerend verhaal.
Hij had die week de gelegenheid gehad om twee ochtenden gebruik te maken van een massaspectrometer, een gelegenheid waar hij al vijf maanden op had gewacht. Zo’n machine kan gebruikt worden om de samenstelling van een kristal te bepalen en Matti legde me uit hoe dat ongeveer werkt.
Allereerst wordt met een laser het kristal kapotgeschoten. Dit gebeurt bij een zeer hoge temperatuur, zodat de losgeschoten atomen verdampen. Die damp wordt vervolgens naar een zogenaamde ionisatiekamer geleid. Daar wordt de atoomdamp beschoten met zeer snelle elektronen. Als zo’n elektron op een atoom botst kan het één van de elektron van het atoom losschieten, waardoor er een positief geladen atoom achterblijft: een ion. Doordat de atomen nu een elektrische lading hebben, kunnen ze versneld worden met een elektrisch veld. Bovendien kan de richting van hun beweging veranderd worden met een magnetisch veld: een geladen deeltje in een magneetveld gaat niet rechtdoor, maar wordt afgebogen en de mate van afbuiging hangt af van de massa van het deeltje. In de massaspectrometer wordt een ion eerst versneld en vervolgens door een magneetveld gestuurd. Door daar de afbuiging te meten kan bepaald worden om welk ion het gaat en dus welk atoom er oorspronkelijk in het kristal zat. Door alle ionen te determineren wordt uiteindelijk precies bepaald wat de samenstelling van het kristal is (of was).
De kristallen die Matti die week heeft gedetermineerd waren stukken steen uit de omgeving van Hämeenlinna. Toen de gesteentes in die omgeving gevormd werden, lang geleden, zat er wel uranium in, maar geen lood. (Hoe men dit weet, begrijp ik niet precies. Excuses daarvoor.) Uranium is een radioactief element en dus niet stabiel. Het vervalt op een gegeven moment en dan onstaat er lood. Door te meten hoeveel lood er op dit moment in de gesteentes zit, kan bepaald worden hoe oud zo’n steen is. Het jongste stukje steen dat Matti had, was 1.7 biljoen jaar oud.
1700000000!
Zeker inspirerend, Jildou! 1.7 biljoen jaar oud. Dat is bijna niet te bevatten. Wat blijft er toch nog veel te ontdekken!