Maandelijks archief: mei 2016

Easy-going

Tamarisks steps

Wij wonen op een berg. Nou ja, zo noem ik dat. Alles wat enkele tientallen meters boven NAP is, voelt voor mij al snel als een berg. Vandaar. Volgens de Engelsen is het gewoon een ‘hill’.

En wij wonen daar natuurlijk niet echt. We doen alsof. We hebben vakantie en ‘wonen’ tijdelijk in de Tackleway. Dus niet in een vakantiehuis ergens apart, maar in een echte straat.

Naast ons huis is deze trap. En dat is fijn én vermakelijk. We hebben al heel wat mensen hijgend en puffend de trap op horen komen. Schoolklassen uit Frankrijk of Duitsland, families met kinderen en ouderen. Sommigen mopperen hardop.

Totdat ze boven zijn. Dan volgt de beloning: een weids uitzicht over zee.

Deze foto op dinsdag is een bijdrage aan #PHOT, ‘photo on Tuesday’. Een initiatief van Karin Ramaker.

Lekker lezen! Of… hoe werkt dat nou zo’n uitdaging?

Verzameling meisjesboeken
Mezelf meer tijd gunnen om te lezen, dat wil ik al een tijdje. Het is iets dat ik heel graag doe, maar door druk zijn en drukte in mijn hoofd, schoof ik het maar steeds door naar een volgende dag of een ander moment.

Dat schoot dus niet op.

De #kommaarop van de maand april kwam dan ook als geroepen. Een maand lang bezig zijn met een zelfgekozen uitdaging.

Mijn uitdaging werd: iedere dag een half uur lezen.
Niet met als doel om meer boeken te lezen. Nee, vooral om weer te genieten van het lezen.

Collega-ondernemer Sonja van Vuren schreef als reactie bij mijn uitdaging:
‘Maar een half uurtje per dag? Eitje…’

Nou, dat was toch niet helemaal waar. Er zat nog best een hard stukje in dat eitje.

De eerste week van april ging ik voortvarend van start.
Het was fijn dat de start in het weekend viel, zo had ik rustig de tijd om te lezen.
Iets langer dan een half uur lukte dan ook prima.
Ook de rest van de week ging het soepel. Een enkele keer las ik pas ’s avonds in bed. Maar dat gaf niet een half uur lukte dan toch.

Wat nog niet helemaal lukte, was om er ook echt van te genieten. Het voelde als een verplicht nummer. Tijdens het lezen keek ik regelmatig op de klok om te zien of het half uur al voorbij was.

Dat was toch niet helemaal wat ik wilde. Wat kon ik daar eens aan doen?

Eerlijk gezegd wist ik dat niet meteen.

De tweede week ging het finaal mis. Ik was druk met werk en toen ik dinsdagavond naar bed ging, viel ik in slaap, zonder me te realiseren dat ik die dag niet in mijn boek had gelezen.

Pas de volgende ochtend bij het opstaan viel mijn oog op het boek en bedacht ik me dat ik niet had gelezen. In eerste instantie kon ik me daar niet zo druk over maken. Er waren andere zaken die mijn aandacht vroegen. Maar toen ik later die dag van een opdracht naar huis fietste, baalde ik ervan.

Ik wilde dit toch zo graag. Waarom maakte ik er dan geen tijd voor?

Tot ik me realiseerde dat ik er teveel een ‘moeten’ van maakte.

Stiekem had ik gedacht dat ik deze maand even een flink deel van mijn stapel boeken zou ‘weglezen’. En dat was meteen het ‘probleem’. Ik deed het niet om lekker te lezen. Ik wilde gewoon mijn to-do lijstje op leesgebied korter maken. Ik deed het voor het resultaat en niet om te genieten. Toen ik dat had geconstateerd, realiseerde ik me dat ik die ‘verplichte’ stapel boeken even opzij moest schuiven.

En ik vroeg mezelf af: wat wil ik nu echt lezen?

Het werd een boek uit mijn verzameling oude meisjesboeken.

Ja, écht, het werd een meisjesboek!

Daar had ik gewoon het meeste zin in.

Mijn voorliefde voor retro betreft ook boeken. Mijn quilty pleasure is mijn verzameling oude meisjesboeken, die ik als puber ook las.

Denk aan schrijfsters als Nel van der Zee, Cissy van Marxveldt, Fenna Feenstra, Leni Saris of (mijn favoriet) Sanne van Havelte.

En daarmee was het hek van de dam. Ik las zodra ik ook maar een momentje tijd had. Ik hoefde niet meer op de klok te kijken, want ik verdween in de boeken. Ik leefde zo mee met de hoofdpersonen dat ik gewoon de tijd vergat.

Heerlijk! Precies zoals ik vroeger in een verhaal verdiept was.

Meisjesboeken van weleer, Kristine Groenhart

Toen ik op de laatste dag van de uitdaging in de Volkskrant een artikel van Sylvia Witteman las, met als titel ‘Deugnieten met een olijke lach’, waarin ze schrijft over haar voorliefde voor oude meisjesboeken, dacht ik meteen ‘dit kan toch geen toeval zijn!’

Door het artikel kwam ik erachter dat ook schrijfster Kristine Groenhart een fan is van meisjesboeken. Op 26 april, jawel precies in de maand van de uitdaging, kwam haar boek ‘Meisjesboeken van weleer’ uit.

Je begrijpt dat ik het boek meteen heb gekocht. Niet alleen omdat ik nieuwsgierig ben naar de inhoud, maar ook om mezelf te herinneren aan het feit dat lezen voor het resultaat niet werkt.

‘Heb je kinderen?’

Een doodnormale vraag, met een eenvoudig antwoord: ja of nee.

Een vraag die we allemaal weleens stellen of die ons wordt gevraagd.

Ook ik krijg deze vraag weleens.

Het leukst vond ik de manier waarop mijn oppaskind Paul, toen drie, het vroeg. Met zijn hoofd een beetje schuin en met stralend blauwe ogen zei hij: ‘Heb je thuis ook kindjes?’

Begin twintig was ik. Ik studeerde en had als bijbaan ‘oppassen’. Voor mij een logisch vervolg van mijn jaar als au pair.

Zowel ’s avonds (handig, met mijn studie) als overdag. Vele, vele uren bracht ik op die manier door in andermans huis en met andermans kinderen.

Kinderen in alle leeftijden: van baby tot puber.

Zelf had ik ze niet. Dus mijn antwoord was ‘nee’. Als driejarige geloofde hij dit natuurlijk niet meteen. Eerst zien. Toen hij bij mijn ouders thuis, waar ik toen nog woonde, zag dat er geen kinderen waren, was het waar.

Later toen ik als docente Nederlandse les aan anderstaligen gaf, werd die vraag me heel vaak gesteld. Bij iedere nieuwe kennismaking met een groep cursisten, was er wel iemand die deze vraag stelde. Ik vond dat ook heel normaal. Niet in alle culturen wordt het als gewoon beschouwd dat je als eind twintiger, op jezelf woont en nog geen kinderen hebt. Hoe vaak ik toen niet hoorde: ‘Dat komt vast snel’.

Maar de jaren gingen voorbij en het kwam niet snel.

Dat kwam ook, omdat de beroemde prins op het witte paard mijn pad niet snel kruiste.

Van één ding was ik zeker: ik wilde die kinderen alleen als ik die prins had gevonden. Niet als ik in mijn eentje was.

Toen ik die prins vond, was ik 36. Zevenendertig toen we gingen samenwonen en 39 toen we trouwden.

De kinderen kwamen niet.

Het stellen van de vraag ging door. Logisch, als je iemand leert kennen wil je dit natuurlijk ook duidelijk hebben.

Soms op een verrassende manier. Een collega vroeg eens: ‘Hoe is het met je kinderen?’

‘Huh?!’

Ik keek haar verbaasd aan. Had ik iets gemist? Maar mijn antwoord was simpel: ‘Ik heb geen kinderen.’

Haar reactie verraste me. Ontzet sloeg ze haar hand voor haar mond: ‘O, wat erg!’

Dat voelde raar. Was het erg dat ik geen kinderen had, of bedoelde ze iets anders?

Ze bedoelde het anders. Ze vond het erg dat ze het zo had gevraagd. We hadden er nooit over gesproken, maar ze had het gewoon aangenomen. ‘Jij bent echt zo iemand met kinderen.’

Ik vatte het maar op als een compliment.

Dan zijn er nog de momenten na het stellen van de vraag. Of beter gezegd, nadat ik de vraag heb beantwoord. Ik weet inmiddels dat er dan verschillende scenario’s zijn. Iemand zegt: ‘O.’ En vervolgens blijft het even stil. Of kijkt je aan, en begint dan snel over iets anders of er komt een vervolgvraag: ‘Waarom niet?’

Natuurlijk weet ik dat het onzin is, maar toch heb ik dan altijd even het gevoel dat ik het verkeerde antwoord heb gegeven of mezelf moet verdedigen.

Vorige week werd de vraag me weer gesteld. Deze keer maakte de reactie op mijn ‘nee’ me stil.
‘O, daarom is mijn hoofd zo vol, en het jouwe niet.’

Het spookte de afgelopen dagen door mijn hoofd. Een goed antwoord op deze reactie heb ik niet. Wat ik wel weet, is dat het pijn deed. Omdat er een oordeel in zit. Het ons in een wedstrijd plaatst.

Maar wel of geen kinderen hebben is geen wedstrijd. Het is zo.