Categoriearchief: Recensie

De thuiswacht, Dola de Jong

‘Dingen veranderen. Maar niet vanzelf. Dingen veranderen dankzij mensen die voorop durven lopen’, zei Claudia de Breij tijdens haar oudejaarsconference.

De schrijfster Dorothea Rosalie (Dola) de Jong was zo iemand. Toen zij in de begin jaren vijftig van de 19de eeuw haar boek De thuiswacht wilde uitbrengen vond ze aanvankelijk geen uitgever die het wilde publiceren. Volgens het nawoord van Eva Cossée noemden ze het ‘schaamteloos, onpublicabel’, omdat het een boek was met een voor die tijd controversieel onderwerp: de liefde tussen twee vrouwen.

Uiteindelijk wordt het boek in 1954 in Nederland uitgegeven en krijgt De thuiswacht over het algemeen lovende kritieken van recensenten. Uit de vele brieven die Dola de Jong in Amerika – waar ze in 1941 naartoe is gevlucht – van met name lezeressen krijgt, blijkt dat het boek veel heeft losgemaakt.
In 1961 wordt het boek in Engeland uitgebracht en in 1963 in Amerika.

In 2017 wordt het boek nogmaals uitgegeven bij Cossee.

De recensenten uit die tijd prezen het boek niet alleen omdat Dola de Jong het aandurfde om over de liefde tussen vrouwen te vertellen, maar ook om haar manier van schrijven.

En daar kan ik me helemaal in vinden. Dola de Jong beschrijft de twee hoofdpersonen zo sprankelend en helder dat ze echt lijken. Erica werkt in de journalistiek en is meer extravert, maar ook ongedurig en impulsief. Na haar werk verblijft ze veel buiten de deur. Bea is rustiger. Ze is zorgzaam en praktisch en werkt op een kantoor. Ze denkt veel na en ziet veel sneller mogelijke beren op de weg.

Bea en Erica ontmoeten elkaar eind jaren dertig bij een gemeenschappelijke kennis en besluiten daarna al snel om uit praktische overwegingen samen een verdieping aan de Prinsengracht in Amsterdam te delen.  Ze hebben de slaapkamers verdeeld en delen de keuken en een douchehokje. Rond dit samenwonen speelt het hele verhaal zich af.

Als lezer kijk je voortdurend mee vanuit het perspectief van Bea. Dit is een slimme keuze, want zo weet je ook als lezer niet alles en ontstaat er als vanzelf een spannend element in het verhaal. Want wat doet Erica toch de hele tijd als ze ’s avonds de deur uitgaat? En bij wie blijft ze slapen als ze ’s nachts niet thuiskomt? En waarom reageert Erica soms ineens zo boos? Bea weet het niet, en daardoor roept dit bij mij als lezer ook vragen op.

Het zorgt ervoor dat ik wil blijven lezen, en hoewel er langzamerhand steeds meer duidelijk wordt en Bea zich zelf ook steeds beter realiseert in welke verhouding ze tot Erica staat, blijft de spanning tot de laatste bladzijde.

Ik vind het echt knap zoals Dola de Jong de worsteling van twee jonge vrouwen heeft beschreven in een relatief -154 pagina’s- dun boek. En ik bewonder haar om haar lef. Zij durfde het aan om in een tijd dat het niet gewoon was om over een relatie tussen twee vrouwen te schrijven, dit toch te doen. Zij durfde voorop te lopen.

Ik las dit boek tegelijkertijd met Lalagè. Hier lees je wat zij erover schrijft.
Jannie Trouwborst schreef al in 2017  enthousiast over dit boek. Haar recensie noem ik dus ook graag.

Wie het mooist valt, Sara Nović

‘Come as you are’, zachtjes zingen deze woorden door mijn hoofd als ik dit aan het typen ben. Voor wie het niet kent: het zijn de eerste woorden van het gelijknamige nummer van Nirvana, dat in 1991 op het album Nevermind werd uitgebracht. In 1992 werd het uitgebracht als single en werd het bekend bij een groter publiek.

De zanger van de band Kurt Cobain pleegde in 1994 op 27-jarige leeftijd zelfmoord.

Deze informatie over Nirvana kan ik nooit meer vergeten. Niet omdat ik een fan was, maar door degene die me hierover vertelde. Zijn anders wat sombere ogen glansden en zijn haren (natuurlijk een vergelijkbaar kapsel als van zijn grote held) deinden om zijn hoofd, terwijl hij mij uitlegde hoe het allemaal zat.

In 1991 begon ook de oorlog in voormalig Joegoslavië.

Deze oorlog speelt een belangrijke rol in het boek ‘Wie het mooist valt’.

Ana Jurić is 10 jaar als de oorlog begint en zij, samen met haar vader en moeder en haar baby zusje, in Zagreb woont. In het eerste deel van het boek ervaar je als lezer door haar ogen wat de oorlog voor haar betekent.

In het tweede deel van het boek is Ana 20 jaar en woont en studeert ze in Amerika. Ze woont dan samen met haar zusje bij haar Amerikaanse pleegouders. De oorlog lijkt letterlijk en figuurlijk ver weg en voorbij, maar voor Ana is haar oorlogsverleden heel tastbaar. Haar nachtmerries houden haar wakker en door de andere wereld waarin ze leeft, leert ze te zwijgen over wat ze heeft meegemaakt en waar ze eigenlijk vandaan komt.

Uiteindelijk besluit ze om tijdens haar zomervakantie terug te gaan naar Zagreb om te onderzoeken hoe het met haar jeugdvriendje Luka gaat, maar ook om de plekken te bezoeken waar ze met haar ouders heeft geleefd én waar ze haar ouders heeft verloren.

Vervolgens krijg je als lezer In de delen drie en vier de antwoorden op de vragen die bij het lezen in het tweede deel bij je naar boven komen.

Ik weet dat dit een beetje cryptisch klinkt, maar als je het boek nog wilt lezen, dan is het niet leuk als ik hier al cruciale informatie ga weggeven.

Eigenlijk kan ik in één zin weergeven wat mijn mening is over dit boek: wat een goed en meeslepend boek!

De duidelijke taal (complimenten voor de vertalers Maaike Bijnsdorp en Lucie Schaap) en de opbouw zorgen ervoor dat ik voortdurend wil verder lezen. De vraag: hoe gaat het verder met Ana, zorgt dat ik blijf lezen. Dat voelt soms ook best raar, want lezen over een oorlog en wat Ana hierdoor meemaakt, geeft een dubbel gevoel.

Dit boek bracht me ook terug in de tijd. In 1995 gaf ik als docente NT2 Nederlandse les in Rotterdam en had ik veel mensen die gevlucht waren voor diezelfde oorlog in mijn klas.

De Kurt Cobain fan van begin 20, die zo treurig kon kijken als hij vertelde over zijn ouders waarvan hij niet wist of ze nog leefden, vertelde mij zo vol jeugdig enthousiasme over de band Nirvana en onderging een ware metamorfose als hij hierover kon praten. Dus stelde ik alleen daarom al veel vragen en luisterde ik met andere oren naar deze band.

Ik las ‘Wie het mooist valt’ gelijktijdig met Lalagè. Hier kan je lezen wat zij van het boek vond.

Het dameskoor van Chilbury, Jennifer Ryan

Als meisje van een jaar of tien had ik er één: een dagboek.

Een bruin boekje met witte blaadjes en goudkleurige randen. Op de voorkant stond Holly Hobby en het had een slotje. Handig, zo kon niemand stiekem meelezen.

In het boek Het dameskoor van Chilbury van schrijfster Jennifer Ryan is het juist wel de bedoeling dat je als lezer meeleest in de dagboeken van de verschillende hoofdpersonages in het boek.

Het advies voor het schrijven in een dagboek komt via de radio.

‘Op de radio zeiden ze dat het goed is om een dagboek bij te houden in deze moeilijke tijd, omdat het helpt de moed erin te houden.’

Op deze manier leer je als lezer niet alleen het dertienjarige meisje Kitty Winthrop en de weduwe Mrs Tilling, beide lid van het dameskoor, beter kennen, maar deze korte dagboekfragmenten geven het verhaal ook meer vaart.

De dagboekpassages worden afgewisseld met brieven van drie andere mensen uit het dorp Chilbury. Het verhaal speelt zich af in 1940 en de Tweede wereldoorlog is al uitgebroken, dus het schrijven van brieven past bij die tijd.

Ik vond deze afwisseling wel slim gekozen, want al deze fragmenten en brieven zorgen ervoor dat je als lezer begrijpt wat er speelt én, heel handig, je kijkt door de ogen van meerdere personen. Soms weet je hierdoor meer dan de personages, waardoor je gespannen blijft volgen wat er gaat gebeuren.

Van tevoren had ik gedacht dat er veel over het dameskoor zou worden geschreven, maar eigenlijk gaat het boek over het reilen en zeilen van een dorpsgemeenschap in Zuid-Engeland aan het begin van een oorlog. Juist doordat het oorlog is kan het koor niet heel veel optreden en later houden de repetities tijdelijk op, omdat er een bom op het dorp valt.

Voor het verhaal is dat niet erg. Ik was al zo verbonden met alle personages dat ik alleen maar wilde weten hoe het verder zou gaan.

Hoewel het oorlogstijd is, gaat het leven van alle dag ook door. Er worden baby’s geboren en er bloeien nieuwe liefdes op. Het is geen somber boek, er valt regelmatig wat te lachen.

Het dameskoor zorgt voor verbinding. Ook met mensen die niet zo aardig zijn. Daarbij is het bijzonder, want in die tijd was er nog geen koor van alleen vrouwen.

De schrijfster schrijft in haar dankbetuiging dat ze wilde laten zien dat het thuisfront ook van belang was in oorlogstijd. Dat de vrouwen hard werkten en hun best deden om de moed erin te houden.

Het is mooi om te lezen dat het koor voor ontspanning en saamhorigheid zorgt, niet alleen bij degenen die naar het koor komen luisteren, maar zeker ook bij de mensen die erin zingen.

De dertienjarige Kitty beschrijft dit heel treffend: ‘En het koor, een hechte groep van vriendinnen en buren die elkaar door dik en dun steunden, voelde net zo vertrouwd als familie. Ik sta er niet alleen voor, dacht ik. Wij laten elkaar nooit in de steek.’

Het leukst aan het boek vond ik dat de personages niet statisch zijn. Ze ontwikkelen zichzelf.

Zo verandert de bescheiden weduwe Mrs Tilling, die aanvankelijk verdrietig achterblijft als haar zoon het leger in moet, gedurende het verhaal in een sterke vrouw die haar mening durft te geven en waar anderen op kunnen leunen.

Dat zij later de dirigente van het koor is, is dan ook geen toeval.

Via Twitter kwam ik erachter dat Lalagè op hetzelfde moment als ik in dit boek las. Zij las de Engelse versie en schrijft er dit over.

‘Je bent altijd zo vrolijk, maar ben je wel écht vrolijk?’

Langzaam rolt er een traan over mijn wang.

Meteen wrijf ik quasi nonchalant met mijn vingers langs mijn gezicht.

Heeft iemand het gezien?

Ik kijk om me heen.

Twee andere passagiers in de trein zijn druk in gesprek. En de jongen aan de overkant kijkt geconcentreerd naar zijn scherm.

Pff. Gelukkig. Er is niemand die aandacht heeft voor mij.

Ik kijk naar het boek op mijn schoot.

De reden voor mijn ontroering.

Jeetje, denk ik, waarom huil ik eigenlijk?

Dat is dus wat een boek kan doen.

Je laten huilen.

Dat gebeurde bij mij toen ik het boek van Tjitske Jansen las.

Tjitske Jansen 'Voor altijd voor het laatst'

In ‘Voor altijd voor het laatst’ beschrijft Tjitske anekdotes uit het leven van een vrouw.

Door deze anekdotes volg je de ontwikkeling die ze doormaakt: van klein meisje tot een jonge vrouw van eind dertig.

Doordat ze schrijft in de ‘ik-vorm’ ben je snel geneigd te denken dat het over haarzelf gaat. Hoewel dat in fictie nooit te bewijzen valt, zorgt dat er wel voor dat je door haar ‘ogen’ kijkt en leef je direct met haar mee.

Haar manier van schrijven is heel prettig.

Met goed gekozen woorden trekt ze je meteen in het verhaal.

‘Je bent altijd zo vrolijk, maar ben je wel echt vrolijk?’ Mijn vrolijkheid deed de meester denken aan de vrolijkheid van een clown met zo’n grote rode lachende schminkmond. De schmink moest het verdriet op het gezicht erachter verbergen. Ik voelde me beschuldigd. Ik wilde niet dat hij mij met zo’n clown vergeleek. Ik was geen clown. Ik deed niet alsof. Ik wás vrolijk. Op de dagen dat ik van hem les had, was ik nog vrolijker dan anders.

De anekdotes zijn kort. Soms bestaat het uit één alinea, uit een pagina, en nergens is het langer dan twee pagina’s. Hierdoor kan de schrijfster makkelijk overspringen naar een ander moment in ‘haar‘ leven. Als lezer spring je moeiteloos mee.

Ze gebruikt een afwisseling van korte zinnen en heldere beschrijvingen. De wendingen zijn verrassend waardoor je wil blijven lezen.

Dat vind ik zo knap aan dit boek: Tjitske Jansen weet je als lezer te raken zonder veel woorden. Later kwam ik erachter dat dit boek haar prozadebuut was en dat ze hiervoor dichtbundels schreef.

Waarom ik moest huilen toen ik dit boek las?

Door haar laatste woorden op de laatste pagina. Pagina 115.

Het is haar ‘dank je wel’ pagina.

Ze bedankt drie mensen, als laatste bedankt ze mysticus Stephen Boonzaaijer.

Ze schrijft:

‘Stephen Boonzaaijer. Na ons gesprek op 16 maart 2014 begreep ik eindelijk waardoor het schrijven nu al zoveel jaren moeizaam ging, en lukte het me weer.’

Haar woorden raakten me.

Sinds ik zelf blog, kijk ik met andere ogen naar teksten en boeken die ik lees.
Tijdens het lezen van dit boek, dacht ik een paar keer ‘Poeh, je zou maar zo kunnen schrijven.’

Ik kon me niet voorstellen dat deze schrijfster óók het worstelen met schrijven kent.

Ik verheug me nu al op een volgend boek van Tjitske Jansen.

Boek: Je nieuwe werkleven

Ondertitel: Van oude gewoontes naar het nieuwe werken
Auteur: Saskia Langenberg

je nieuwe werkleven

Als je bij deze titel denkt: “Dat is niets voor mij, want ik doe niets met het nieuwe werken”, dan raad ik je aan om verder te lezen. Want volgens mij is dit boek van Saskia Langenberg voor iedereen die werkt interessant. Ook als je (nu) nog niets te maken hebt met het nieuwe werken. Er zijn zoveel nieuwe ontwikkelingen op het gebied van werk waar te nemen dat het fijn is om hiervan op de hoogte te zijn, en jezelf erop voor te bereiden. En dat kan heel goed met dit boek.

Zes stappen

Saskia heeft het zelf niet over het nieuwe werken, maar over “je nieuwe werkleven”. Kenmerkend hiervoor is anders kijken en anders doen. Als je anders kijkt, kan je ook anders doen. In het boek geeft ze 6 stappen die je naar het nieuwe werkleven leiden.

Stap 1. Anders kijken naar jezelf

Om je werkleven optimaal in te kunnen richten moet je jezelf kennen. Aan de hand van informatie en oefeningen, bijvoorbeeld een quickscan om te achterhalen welk type je bent, kom je meer over jezelf te weten. Deze stap wordt het meest uitgebreid behandeld. Logisch, want in je nieuwe werkleven gaat het om jou.

Stap 2. Anders kijken naar je doelen

Je leert in dit deel hoe je doelen kan bepalen, en welke werkdoelen je hebt.

Stap 3. Anders kijken naar tijd en plaats

Omdat we tegenwoordig altijd bereikbaar zijn, hebben mensen het idee dat ze altijd aan het werk zijn. De schrijfster laat zien dat dit niet zo hoeft te zijn, als je zelf je tijdsgrenzen helder hebt. Ook leer je hoe je activiteitsgericht kan werken, i.p.v. eerst de plek te kiezen waar je gaat werken.

Stap 4. Regisseer je nieuwe werkleven

In deze stap laat Saskia je zien hoe je jouw nieuwe werkleven in de praktijk kan brengen. Welke werktijden zijn voor jou handig? Hoe komt jouw ideale werkweek eruit te zien? Met handige overzichten.

Stap 5. Leg de verbinding

Hoe blijf je op een effectieve manier in contact met anderen? Daarmee bedoelt de auteur niet alleen je collega’s of je leidinggevende, maar zeker ook het thuisfront.
Inclusief handige tips.

Stap 6. Experimenteer, durf en zet door

Experimenteren betekent niet één keer iets doen en het vervolgens afschrijven wanneer het niet werkt, zo stelt de schrijfster in dit laatste deel. Haar advies is: “Zet door, en vier wat er goed gaat.”

Jij bepaalt

Wat ik zelf zo goed vind aan dit boek is dat het om jou draait. En dus niet om je werkgever of de organisatie waarbij je werkt. Saskia geeft goede informatie en veel tips over hoe je je nieuwe werkleven vorm kan geven. Maar jij blijft degene die bepaalt hoe je dit in de praktijk wil brengen, en welke eerste stap je gaat zetten. En dat, zoals ze zelf ook aan het eind aangeeft: “vooral op een manier die plezier oplevert.”

Het boek is uitgekomen op 12 juni 2014. Het heeft 159 pagina’s en je krijgt er een gratis e-book bij. Het is te koop bij bol of managementboek.