Maandelijks archief: februari 2017

‘Hup, ga eens op zoek naar je geluk!’

‘Geluk. Tja, wat is nou geluk?’ Ze slist een beetje terwijl ze het zegt. Ze kijkt niet naar mij. Al haar aandacht is bij het speculaasje dat ze in haar koffie doopt.

Ik schrik op als er een groep mensen langs mijn tafeltje schuift.

Eén van de mannen verheft zijn stem: ‘Ja Klaas, die tafel daar, dan kunnen we allemaal zitten.’

Het geluid van stoelen over de houten vloer en druk gepraat naast mij zorgt ervoor dat ik niets meer versta van wat de oudere dame, twee tafels voor me, verder nog zegt.

Jammer. Ik was juist zo benieuwd.

Ik roer de melk door mijn koffie, neem een slokje en denk: Geluk. Daar is iets raars mee.

We willen het allemaal ‘gelukkig zijn’.

Ik ook.

In veel boeken of blogs is te lezen hoe je dat kan aanpakken.

In drie stappen naar meer geluk, dat klinkt simpel.

Maar ík krijg er de kriebels van.

Alsof gelukkig zijn een trucje is.

Alsof geluk maakbaar is. En het daarmee jouw probleem wordt als je het niet bent.

Iemand die blijft klagen en niet in beweging komt, die zou daar eens iets aan moeten doen:

‘Hup, ga eens op zoek naar je geluk!’

Maar op het moment dat mensen uit landen waar het niet zo makkelijk is om gelukkig te zijn op zoek gaan naar hun geluk in een ander land, worden we bang.

‘Nee, al die gelukzoekers kunnen wij hier niet hebben.’

Tijdens een gesprek met twee nieuwe cliënten voor een taalinstituut denk ik hieraan.
Tegenover me zitten een man en een vrouw.

‘Hebt u in het AZC Nederlandse les gehad?’, vraag ik aan de man.

De jongen naast hem vertaalt mijn vraag in het Arabisch. Het is herfstvakantie. Hij is tien, schat ik, en spreekt goed Nederlands.

De man kijkt naar de jongen en dan naar mij.

Hij schudt zijn hoofd.

Met mijn pen op het papier wil ik het antwoord al opschrijven.

De jongen begint te praten. Zijn stem klinkt opgewekt als hij zegt: ‘Nee, want toen was mijn zus nog zwanger. De baby werd geboren en is na vier dagen overleden. Toen konden hij,’ – zijn hand wijst naar de man – ‘en mijn zus geen Nederlands leren’.

Verschrikt kijk ik hem aan. ‘O, maar wat ontzettend verdrietig.’

De jongen, hij kijkt nog steeds opgewekt, zegt ‘Ja’.

Ik kijk naar de man en vrouw tegenover me. En knik ze aangedaan toe.

‘Och, wat verdrietig voor jullie. Wat erg.’

De jongen vertaalt mijn woorden.

We kijken elkaar aan. In de ogen van de man en de vrouw zie ik het verdriet.

Het blijft even heel stil.

Gelukzoekers? Het zou wat. Op de vlucht voor een oorlog en dan verlies je in een vreemd ver land, waar je de mensen niet kan verstaan, je baby.

Wat een geluk.