‘Karin, ik ben al zóveel toch?!’
Stéphanie, mijn au-pairkind, houdt haar vingertjes met moeite omhoog. Vier.
Ze zou het morgen al willen zijn.
‘Hoe oud bent u?’
‘Tweeëntachtig’, zegt mijn schoonmoeder.
In het antwoord van de ander klinkt bewondering: ‘Dát is een hele leeftijd.’
Ik slik en weet precies wat er nu gaat komen.
‘Ja.’
Verder pratend, struikelt mijn schoonmoeder bijna over haar woorden ‘Maar ik draai het altijd om. Dus eigenlijk ben ik 28.’
Leeftijd. Een raar fenomeen.
De enige keer dat ik er zelf meer mee bezig was, was toen ik dertig werd.
Maar dat had meer te maken met de onzekerheid die ik erbij voelde, dan door het getal.
Zou die prins op het witte paard nog wel komen, nu ik ‘al dertig’ was?
Ik ben tevreden met de leeftijd die ik nu heb bereikt.
Echt?!
Ja, echt.
Omdat ik weet dat ieder jaar een jaar ouder worden niet zo vanzelfsprekend is.
Wel merk ik dat het getal vijftig effect heeft op mijn gedachten over tijd.
Alsof dit cijfer een luikje in mijn hoofd heeft opengemaakt, waaruit wordt geroepen:
‘Joehoe, denk je hier wel even over na?!’
Ik kijk met oprechte verbazing naar het verleden en vraag me regelmatig af ‘Waar is de tijd gebleven?’
In mijn hoofd vul ik mijn eigen evaluatieformulier in: heb ik het wel besteed aan zaken die ik belangrijk vind?
Richting de toekomst werkt het ook anders. Meer dan ooit ben ik me ervan bewust dat het niet meer ‘oneindig’ is.
Waarom dacht ik dit allemaal niet toen ik negenenveertig was?
Leeftijd. Een raar fenomeen hè.
Foto: Sanah Suvarna