Deze zomer werk ik gewoon door. Helemaal niet erg, want onze vakantie begint zodra iedereen weer terug is. Een fijn vooruitzicht.
Ondertussen is er genoeg tijd voor leuke dingen in de avond: uit eten, een fietstochtje of even een terrasje.
En als we willen kunnen we zo een weekendje weg.
Vorige week hadden we daar ineens veel zin in. Alleen bleek het hotel waar we wilden overnachten geen kamers meer vrij te hebben in het weekend.
Tja, wat nu? Een ander hotel?
Ach nee, laten we dan twee dagen eerder gaan. Dan hebben we daarna nog lekker weekend. ‘Ja’, denk ik, ‘goed idee, dan doe ik in het weekend het werk dat in die twee dagen is blijven liggen.’
We genieten van het fijne hotel, het lekkere eten en overdag fietsen we.
Op de tweede dag fietsten we door het gebied waar ik als kind ben opgegroeid: de Alblasserwaard. Het landschap bestaat uit weiland, water en hier een daar een boom.
Terwijl we daar zo fietsen realiseer ik me ineens hoe fijn het is om even niets te moeten. Alleen maar te genieten van het mooie weer, te fietsen en te kijken naar alles om me heen.
Het voelt als vakantie.
Mijn werk is naar de achtergrond verdwenen en dat voelt goed.
Door even afstand te nemen is er meer ruimte.
Natuurlijk weet ik wel dat het zo werkt, maar door zo bezig te zijn met mijn werk was ik het vergeten. Het is fijn om het opnieuw te ontdekken.
Ik word er rustiger van. Ik geniet van de vrijheid en er borrelen nieuwe ideeën op. Waar ik nog niets mee moet. Maar het is goed dat ze er zijn.
Als we op zaterdag thuiskomen, de tas is uitgepakt, ga ik niet achter de computer zitten, maar pakken we opnieuw de fiets. Dat werk komt maandag wel.