‘Weet jij waar die nieuwe dingetjes voor de paastakken zijn?’, vraag ik terwijl ik de laatste pan afwas.
‘Die zal jij wel opgeruimd hebben’, zegt mijn lief. Hij wrijft met de theedoek over de saladeschaal.
‘Ik heb al in de doos gekeken, maar daar zitten alleen de oude paasversieringen in’, zeg ik.
‘Ik weet nog dat ik ze had toen ik in de winkel was, maar ik kan me niet herinneren dat ik ze had toen we thuis waren. Dus nu ben ik bang dat ik ze in de winkel heb laten liggen’.
Ondertussen laat ik het water uit de afwasbak lopen.
‘Nou, dat geloof ik niet. Ze zullen wel in je kastje liggen’, zegt mijn lief met overtuiging.
Nadat hij de theedoek heeft opgehangen, loopt hij direct naar het bewuste kastje en kijkt erin.
‘Neeee, daar hoef je echt niet te zoeken, want daar heb ik ook al gekeken. Daar liggen ze niet’, zeg ik. ‘Het is ook al weken geleden dat we ze kochten. Het was aan het einde van de middag toen we in de stad waren voor mijn fiets. Weet je nog? Ik kan me dus echt niet meer herinneren dat ik ze had toen we thuiskwamen. Daarom denk ik dat ik ze bij Dille en Kamille heb laten liggen. Zo stom ook, want nu kunnen we ze niet meer gaan kopen.’
‘Ja, dat weet ik nog’, zegt mijn lief.
Terwijl ik met een doekje het aanrecht droogveeg, loopt hij de kamer uit.
‘Wat ga je nou doen?’, roep ik verbaasd.
Nog geen twee tellen later staat hij weer naast me en houdt een zakje omhoog.
‘Kijk hier zijn ze’, zegt hij triomfantelijk.
‘Huh, maar waar haal die nu vandaan?’
‘Ze zaten nog in mijn jaszak!’, zegt hij.
En we lachen als we ons realiseren dat hij wekenlang met twee hazen, tulpjes en vogeltjes heeft gefietst en gewandeld.