Categoriearchief: Persoonlijk

3 dingen die de moed erin houden

De geur van koffie komt me tegemoet zodra ik de kamerdeur open.

‘Ah, lekker, koffie!’, zeg ik meteen enthousiast.

Terwijl we koffiedrinken vraag ik: ‘Wat vind jij nu eigenlijk nog echt leuk?’

‘Huh? Hoezo?’, vraag je verbaasd.

‘Nou, nu we zo verplicht in huis zitten, waar word je echt blij van?’

‘Dat ik nu veel met jou kan koffiedrinken’, zeg je lachend.

‘Haha, ja, dat ook, en wat nog meer?’

Terwijl je nadenkt, bedenk ik me dat het samenzijn met stip op één staat, maar dat er voor mij nog drie dingen zijn die me gedurende de dag een blij gevoel geven.

Dat begint al bij het aankleden. Toen ik merkte dat ik daar soms helemaal geen zin in had, bedacht ik me wat me hierbij zou kunnen helpen. En dat zijn mijn sokken.

Iedere dag kies ik uit welke sokken ik bij de dag vind passen. Die met kleurige stippen passen bij een dag dat de zon schijnt, als de vogels vrolijk fluiten kies ik voor die met kleurige vogels en als ik het liefst op reis wil, dan trek ik mijn fietssokken aan.

En daarna begint het uitkijken naar.

Wat ik daarmee bedoel? Het uitkijken naar het moment dat dé nieuwsbrief arriveert.

Op sommige dagen klik ik zo vaak op mijn mail dat ik er een lamme vinger van krijg.

Die nieuwsbrief komt van Hanneke Hendrix. Schrijver en hoorspelmaker.

Sinds het begin van de coronacrises schrijft ze iedere dag een tiny letter, met als titel Das Leben is kein Highway, est ist die B73.

En die is fijn om te lezen. Om de herkenning, de lol of juist de ontroering.

Iedere dag ben ik weer benieuwd naar wat er in haar huishouden gebeurt of wat er niet gebeurt. Als Hanneke schrijft dan zie je het voor je. Ze kan heel goed in een paar woorden een situatie schetsen en daar geniet ik van. En dat ze (bijna) iedere brief eindigt met ‘Hou je veilig’ geeft troost en moed tegelijk.

Aan het einde van de middag of aan het begin van de avond wacht dan nog het ommetje.
Tijdens dat ommetje wandelen we door de wijk.

Opvallend hoeveel moois er te zien is.

Bomen vol bloesem langs het spoor.

De stilte van de avond bij het water.
Zoom vooral even in bij deze foto, want aan de linkerkant van het water staat heel veel fluitenkruid. Mijn lievelings!

Bloesem naast het fietspad in de ondergaande zon.

Hele bossen fluitenkruid langs het water bij ons om de hoek.

Een korenbloem in een perkje bij het station.

Uit het boek ‘Goed kijken begint met negeren‘ van Wieteke van Zeil heb ik geleerd dat we zien wat we kennen. Onze ogen gaan daar direct naar toe, als een magneet. Daarom probeer ik mezelf soms uit te dagen om iets te ontdekken wat ik nog niet ken. Onbekende bloemen bijvoorbeeld. Via de app Plantnet  weet ik nu dat deze witte bloemetjes look zonder look zijn. Nu ik het weet, zie ik ze natuurlijk overal.


Ondertussen heb jij kunnen nadenken en zeg je: ‘Toch is het wel waar. Ik vind het echt fijn dat we nu meer tijd samen kunnen doorbrengen. Dat is voor mij het belangrijkste, en ik kan ook erg uitkijken naar wat we eten. De linzensoep die je laatst maakte is nu mijn favoriet. En dat ik nu meer tijd heb om een spel te spelen, is ook leuk.’

En hoe is dat bij jou: wat helpt jou om de moed erin te houden?

Huis-balkon-en-keukendingen: waar is de versiering voor de paastakken?

‘Weet jij waar die nieuwe dingetjes voor de paastakken zijn?’, vraag ik terwijl ik de laatste pan afwas.

‘Die zal jij wel opgeruimd hebben’, zegt mijn lief. Hij wrijft met de theedoek over de saladeschaal.

‘Ik heb al in de doos gekeken, maar daar zitten alleen de oude paasversieringen in’, zeg ik.
‘Ik weet nog dat ik ze had toen ik in de winkel was, maar ik kan me niet herinneren dat ik ze had toen we thuis waren. Dus nu ben ik bang dat ik ze in de winkel heb laten liggen’.

Ondertussen laat ik het water uit de afwasbak lopen.

‘Nou, dat geloof ik niet. Ze zullen wel in je kastje liggen’, zegt mijn lief met overtuiging.

Nadat hij de theedoek heeft opgehangen, loopt hij direct naar het bewuste kastje en kijkt erin.

‘Neeee, daar hoef je echt niet te zoeken, want daar heb ik ook al gekeken. Daar liggen ze niet’, zeg ik. ‘Het is ook al weken geleden dat we ze kochten. Het was aan het einde van de middag toen we in de stad waren voor mijn fiets. Weet je nog? Ik kan me dus echt niet meer herinneren dat ik ze had toen we thuiskwamen. Daarom denk ik dat ik ze bij Dille en Kamille heb laten liggen. Zo stom ook, want nu kunnen we ze niet meer gaan kopen.’

‘Ja, dat weet ik nog’, zegt mijn lief.

Terwijl ik met een doekje het aanrecht droogveeg, loopt hij de kamer uit.

‘Wat ga je nou doen?’, roep ik verbaasd.

Nog geen twee tellen later staat hij weer naast me en houdt een zakje omhoog.

‘Kijk hier zijn ze’, zegt hij triomfantelijk.

‘Huh, maar waar haal die nu vandaan?’

‘Ze zaten nog in mijn jaszak!’, zegt hij.

En we lachen als we ons realiseren dat hij wekenlang met twee hazen, tulpjes en vogeltjes heeft gefietst en gewandeld.

Alzheimer in tijden van corona

Ik: ‘Hallo, met Karin’.
Schoonmoeder: ‘Karin?’ Ik hoor de aarzeling in haar stem.
Ik: ‘De vrouw van Jeroen’.
Schoonmoeder: ‘O, de vrouw van Jeroen’.
Ik: ‘Hoe gaat het met je?’
Schoonmoeder: ‘Ja, goed.’ Daarna hoopvol: ‘Wilden jullie langskomen?’
Ik: ‘Nee. We mogen nu niet langskomen. Door het virus. Weet je nog?’
Schoonmoeder: ‘O ja, dat is waar. Maar is met jullie wel alles goed? Nog niet ziek van .. eh.. dinges.’
Ik: ‘Met ons is alles goed. We zijn niet ziek.’
Schoonmoeder: ‘Gelukkig. Ja. Dus er zijn geen grote moeilijkheden.’
Ik: ‘Nee, hoor. Er zijn geen grote moeilijkheden.’

Terwijl we verder praten, denk ik aan het telefoontje dat we de dag ervoor van de medewerkster van de thuiszorg kregen.

‘Ik stond bij mevrouw voor de deur, maar ze deed niet open. Net toen ik weg wilde gaan, kwam er een politiebusje de straat in gereden. Het stopt hier en toen zag ik mevrouw uitstappen.’

Mijn schoonmoeder maakte een wandeling in het park tegenover haar huis, maar ze wist de weg terug naar huis niet meer en belandde in de woonwijk aan de andere kant van het park.

Een voorbijganger die haar zag dwalen, belde de politie, die daarna net zolang rondjes heeft gereden tot mijn schoonmoeder haar straat weer herkende.

De politie heeft nu ons telefoonnummer. Voor je weet maar nooit.

Schoonmoeder: ‘Nou, bedankt voor je belletje. Fijn, dat alles goed is met jullie. Met mij ook, hoor. Daaag.’

Alzheimer heb je niet alleen

Je klopt met je vingers op tafel. Alsof je haast hebt en je maar met moeite je ongeduld kan bewaren.

Het is tweede kerstdag.
Rond kwart voor één en we zitten met z’n drieën rond de tafel.

De damp komt van de aardappels, die ik net afgegoten heb en ik ruik de geur van de spruitjes op mijn bord.
Ik heb geen trek, maar eet toch.

Terwijl je eet, kijk je recht vooruit. Naar de nieuwe kalender aan de muur. Recht tegenover je eettafel. Je praat over wat je ziet. Je vraagt je af of de meisjes op de foto (= je kleinkinderen) in Oostenrijk zijn, want je ziet veel sneeuw.

Ineens kijk je me aan en vraagt: ‘En hoe is het nu met jouw ouders?’

‘Goed’, antwoord ik en ik wacht op het, voor mij al bekende, vervolg.

‘O ja, maar je moeder had toch iets?’

‘Nee, het is goed met mijn moeder. Ze is niet ziek geweest.’

‘Ah, ik dacht toch…’

Bij het toetje leef je op. Slagroom is je favoriet, dus die heb ik bovenop je trifle gedaan.
Je kijkt er glunderend naar en zegt: ‘Ik eet altijd een toetje, want wij zijn echte Papbuiken.’

Ineens kijk je me aan en vraagt: ‘En hoe is het met jouw ouders?’

‘Goed’, antwoord ik en ik wacht op het vervolg.

‘O ja, maar je moeder had toch iets?’

‘Nee, het gaat goed met mijn moeder. Ze is niet ziek geweest.’

‘Ah, ik dacht…’

In gedachten zie ik mijn ouders samen aan de tafel zitten.

Gewoon aan de lunch, want zij eten liever ’s avonds warm.

Mijn moeder met haar grijze haren en haar bezorgde blik.

Mijn vader die met trillende handen zijn boterham smeert, waardoor het mes tegen zijn bord tikt.

Parkinson.

Maar dat heb ik mijn schoonmoeder niet verteld.
Aan een hoofd waarin Alzheimer de regie voert, moet je geen onrust toevoegen.

In mijn eigen hoofd geven deze twee ziektes al onrust genoeg.

Hartjes voor de hartjeswandeling

Vanaf een afstandje stonden ze stil te kijken hoe wij langzaam dichterbij kwamen.

De grote zwarte lijven glansden in de zon. Ze stonden een beetje verdeeld om het water.

Ze hadden iets dreigends over zich, of verbeeldde ik me dit?

Ooit liepen we in Kent door een veld met koeien die bij de eerste aanblik rustig en geconcentreerd stonden te grazen, maar toen wij halverwege waren werden ze blijkbaar toch aangetrokken door de twee wandelaars die hun weiland doorkruisten en zagen wij ze met stramme benen snel op ons afkomen.

Sinds die tijd check ik altijd even of er een hek tussen ons en de koeien zit.

Dat hek bleek er deze keer te zijn, en toen we nog een paar meter dichterbij kwamen zagen we ineens waarom ze ons zo strak in het oog hielden: achter de hoge ruggen stond een kalfje. Zwart met een witte streep over zijn rug. Een beetje verdwaasd stond het ons aan te kijken.

Een leuke verrassing tijdens deze toch al afwisselende wandeling.

De wandeling startte in een klein bos dat vervolgens uitkwam bij een riviertje.

Waar we zagen hoe hele fijne witte bloemetjes als eilandjes in het water dreven.

Langs het pad werden we vergezeld door vlinders die vlak voor onze voeten omhoog vlogen.

Na weer een stukje bos keken we ineens uit over een veld vol kleur.

Ook liepen we over houten bruggetjes, waarvan het hout kraakte toen we erover gingen.

Maar het meest bijzonder was toch wel dat de route werd aangegeven door rode hartjes. ‘Hjertesti’ is ‘Hartjeswandeling’ in het Deens.

Later las ik dat er verschillende wandelingen in Denemarken met deze hartjes zijn. Om mensen bewust te maken dat wandelen goed voor je hart is. Ze zijn terug te vinden op de site van de Deense hartvereniging.

In Nederland heb ik deze hartjes nog niet bij wandelroutes gezien, of vergis ik me?
Mocht jij ze wel gezien hebben, dan hoor ik het graag.

Wil je deze wandeling ook een keer lopen? Je vindt hem net boven het stadje Ribe in Denemarken.

Het bureau

Nooit eerder had ik een bureau voor het raam.

Het raam zit bij mij aan de zijkant.

Ook bij de 4 bureaus die ik eerder in mijn leven had zat het raam altijd aan de zijkant.
Misschien ook wel beter, dan word ik niet afgeleid.
Aan al die bureaus heb ik heel wat gelezen, geschreven en geleerd. En lessen voorbereid, dat ook.

Het tweede bureau dat ik ooit bezat werd op maat voor me gemaakt. Mijn vader ontwierp  het en timmerde het ook zelf in elkaar. Aan de linkerkant van het bureau maakte hij een hoge kast met planken voor mijn boeken en aan de onderkant waren deurtjes, zodat ik daar de spullen die ik uit het zicht wilde houden kon zetten. Aan de rechterkant zaten vier lades.

Alles was wit, behalve de handgrepen van het bureau, die waren rood. Afgestemd op de rest van de kamer, die wit was met rode accenten.

Het bureau staat er nog steeds. Alleen wordt het nu gebruikt door mijn moeder die er zit te schrijven of te knutselen.

De rode accenten zijn verdwenen en vervangen door blauwe.

Ik vind een bureau fijn. Je kan er je eigen wereld van maken. Het indelen zoals je wil én je kan er spullen laten liggen, waardoor je er op een ander moment weer zo mee verder kan.

Zoals je kan zien, heb ik dit bureau ook ingedeeld. Links een stapel boeken, daarnaast een paar rolletjes tape. Recht voor me mijn vis-etui en rechts een paar schrijfboekjes, enveloppen en stickers.

Terwijl ik dit typ hoor ik de vogels vlak onder het raam fluiten.

Als ik voor me kijk zie ik een paar hoge  struiken en een dennenboom bewegen in de wind. Een stukje groen gras en daarachter is de zee.

Dat bevalt me wel. Ik denk dat ik dit bureau maar hou.

Deze foto op dinsdag blog, werd geïnspireerd door #PHOT ‘photo on Tuesday’, een initiatief van Karin Ramaker.

Waarom ik Janny uit ’t Hooge Nest van Roxane van Iperen bewonder

‘Ah, kijk een koolmeesje op de balustrade.’

We drinken koffie en vanaf de bank zie ik ‘m ineens zitten. Zwart met geel, zijn kopje iets scheef, terwijl hij nieuwsgierig naar binnen kijkt.

Jij kijkt ook en prrt, weg is ie weer.

We lachen.

Meteen denk ik aan een andere vogel.

Een roofvogel. Hoog in de lucht.

Zodra ik nu een vogel zie, flitst hij even door mijn hoofd.

En ik zie ook haar weer voor me: een jonge vrouw die in de tuin van haar woning naar de bomen tuurt om te zien of de torenvalk in de buurt is.

Het is een scene uit het boek ’t Hooge Nest van Roxane van Iperen en ik denk dat ik dit beeld niet snel meer kwijt zal raken.

Eigenlijk is het geen bijzonder beeld: een jonge vrouw die de lucht afzoekt naar een roofvogel. Dat zal wel vaker voorkomen.

Maar omdat ik weet dat ze dit doet tijdens de Tweede Wereldoorlog en de vogel vrij is en zij niet, raakt het me.

Ik bewonder haar, deze Janny Brandes-Brilleslijper.

Als Joodse vrouw van begin twintig besluit ze om geen J in haar paspoort te laten drukken als in januari 1941 op deze manier alle Joden worden geregistreerd. Haar familie doet dit wel.

Dat ze dit doet, getuigt van een sterke persoonlijkheid, vind ik.

Eerlijk gezegd word ik zelf al lichtelijk gestresst als ik in een trein niet direct mijn OV-chipkaart kan vinden als de conducteur erom vraagt. Terwijl dit van een heel andere orde is dan tegen de wet ingaan in een tijd, waarin er zoveel op het spel stond.

Janny staat voor wat ze belangrijk vindt en hoewel ze bang is en samen met haar man een zoontje heeft, verlaat ze bijna iedere dag hun schuilplaats ’t Hooge Nest tussen de bomen in het Gooi om te zorgen voor eten en levensmiddelen voor haar familie die bij haar woont én gaat ze met de trein en tram van Naarden naar Amsterdam om persoonsbewijzen of verzetskranten voor het verzet af te leveren.

Ik vind het knap van Roxane van Iperen dat ze Janny en haar familie en vrienden zo heeft weten te beschrijven, dat ze echte mensen worden,  zo echt dat het lijkt alsof je ze kent.

Als lezer wilde ik alleen maar verder lezen, omdat ik wil weten hoe het verder gaat. Hoewel er ook momenten waren dat ik het boek aan de kant moest leggen, omdat me een gevoel van machteloosheid bekroop. Waarom gebeurde dit eigenijk? Hoe kunnen mensen dit elkaar aandoen.

De mensen en het verhaal bleven nadat ik het boek uit had nog lange tijd door mijn hoofd spoken. Ik kon ook niet meteen weer in een ander boek beginnen.

Ik hoop dat heel veel mensen het boek lezen, omdat een vrouw als Janny er mede voor heeft gezorgd dat we nu in een vrij land leven, waarin we in alle vrijheid naar het ‘bidden’ van een torenvalk kunnen kijken.

Je haren door de war laten blazen

We lieten het werk even rusten en gingen er weer eens op uit.  Naar de duinen in Zuid-Holland deze keer.

We zagen de wolken voorbijgaan in de plassen.

We keken naar reeën in de tuin.

We wandelden tussen de buien door en verlangden stiekem naar het huisje aan het einde van het pad.

We fietsten met tegenwind naar zee. En ja, toen was hij er ook: de zon!

We gluurden naar runderen in de tuin.

We genoten van de natuur en zagen de industrie liggen aan de horizon.

We liepen een rondje rond de kerk.

En ondanks alle kou, wind en regen, zagen we: het komt eraan, de lente!

De wind door je haren laten blazen

We lieten het werk voor wat het was en gingen weer eens fietsen.

Door de bossen op de Veluwe deze keer.

We logeerden in een huisje aan de weg.

We fietsten langs naaldbomen.

En we aten natuurlijk taart.

We keken naar het water van het Veluwemeer.

We zagen zelfs visjes op het droge.

Vanaf de bank leerden we dat roze wolken echt bestaan.

We genoten van de zon, maar langzaam zagen we ‘m komen: de herfst.

Bijna slaan we de weg naar huis weer in: dag heerlijk bos en vrije weken! We komen graag nog eens terug.

Boswandeling in beeld

Een merel fluit hoog in een boom. De bladeren bewegen zachtjes in de wind.

Het is vochtig en fris. De frisheid van de vroege morgen.

In de verte bewegen vage mistflarden langs de stammen.

De zon gluurt langs een dennenboom. Ineens heb ik een schaduw.

Uit de kastanjeboom vallen kastanjes. Pok, pok, klinkt het als ze de grond raken.

De geur van dennen mengt zich met dood hout.

Het wordt herfst.

Ik ruik het.

Deze foto op donderdag blog, werd geïnspireerd door #PHOT ‘photo on Thursday’, een initiatief van Karin Ramaker.