‘Ah, kijk een koolmeesje op de balustrade.’
We drinken koffie en vanaf de bank zie ik ‘m ineens zitten. Zwart met geel, zijn kopje iets scheef, terwijl hij nieuwsgierig naar binnen kijkt.
Jij kijkt ook en prrt, weg is ie weer.
We lachen.
Meteen denk ik aan een andere vogel.
Een roofvogel. Hoog in de lucht.
Zodra ik nu een vogel zie, flitst hij even door mijn hoofd.
En ik zie ook haar weer voor me: een jonge vrouw die in de tuin van haar woning naar de bomen tuurt om te zien of de torenvalk in de buurt is.
Het is een scene uit het boek ’t Hooge Nest van Roxane van Iperen en ik denk dat ik dit beeld niet snel meer kwijt zal raken.
Eigenlijk is het geen bijzonder beeld: een jonge vrouw die de lucht afzoekt naar een roofvogel. Dat zal wel vaker voorkomen.
Maar omdat ik weet dat ze dit doet tijdens de Tweede Wereldoorlog en de vogel vrij is en zij niet, raakt het me.
Ik bewonder haar, deze Janny Brandes-Brilleslijper.
Als Joodse vrouw van begin twintig besluit ze om geen J in haar paspoort te laten drukken als in januari 1941 op deze manier alle Joden worden geregistreerd. Haar familie doet dit wel.
Dat ze dit doet, getuigt van een sterke persoonlijkheid, vind ik.
Eerlijk gezegd word ik zelf al lichtelijk gestresst als ik in een trein niet direct mijn OV-chipkaart kan vinden als de conducteur erom vraagt. Terwijl dit van een heel andere orde is dan tegen de wet ingaan in een tijd, waarin er zoveel op het spel stond.
Janny staat voor wat ze belangrijk vindt en hoewel ze bang is en samen met haar man een zoontje heeft, verlaat ze bijna iedere dag hun schuilplaats ’t Hooge Nest tussen de bomen in het Gooi om te zorgen voor eten en levensmiddelen voor haar familie die bij haar woont én gaat ze met de trein en tram van Naarden naar Amsterdam om persoonsbewijzen of verzetskranten voor het verzet af te leveren.
Ik vind het knap van Roxane van Iperen dat ze Janny en haar familie en vrienden zo heeft weten te beschrijven, dat ze echte mensen worden, zo echt dat het lijkt alsof je ze kent.
Als lezer wilde ik alleen maar verder lezen, omdat ik wil weten hoe het verder gaat. Hoewel er ook momenten waren dat ik het boek aan de kant moest leggen, omdat me een gevoel van machteloosheid bekroop. Waarom gebeurde dit eigenijk? Hoe kunnen mensen dit elkaar aandoen.
De mensen en het verhaal bleven nadat ik het boek uit had nog lange tijd door mijn hoofd spoken. Ik kon ook niet meteen weer in een ander boek beginnen.
Ik hoop dat heel veel mensen het boek lezen, omdat een vrouw als Janny er mede voor heeft gezorgd dat we nu in een vrij land leven, waarin we in alle vrijheid naar het ‘bidden’ van een torenvalk kunnen kijken.
Wat mij zo trof in dit indrukwekkende boek was de drang van de twee zusjes om voor elkaar te overleven. Voor de ander. De kracht van ‘voor de ander’. Ze overleefden alle verschrikkelijkheden zonder verbitterd zijn.
Voor de ander, voor elkaar en daardoor voor zichzelf.
Ja, echt heel bijzonder hè.
Wat mooi beschreven Karin. Het lijkt me zo’n aangrijpend boek dat ik er op dit moment niet aan durf te beginnen.
Dank je! Dat is toch ook prima. Wie weet komt er nog een moment dat het je wel uitkomt.