‘Ik kom nu naar huis om de auto op te halen.’
Ik lees het appje van mijn lief terwijl ik net in de gang mijn schoenen heb uitgeschopt.
Langzaam dringt het tot me door dat ik mijn schoenen weer aan moet doen. Het gaat niet goed met zijn vader. We moeten erheen.
Nog geen anderhalf uur later luisteren we naar het verhaal van de verpleeghuisarts.
Hoe voorzichtig hij het ook formuleert, het is meteen duidelijk. Mijn schoonvader zal niet lang meer te leven hebben.
Na het gesprek gaan we bij hem kijken.
Hij ligt met half gesloten ogen en ademt zwaar.
We vertellen hem zachtjes dat we er zijn. Hij beweegt even, maar doet zijn ogen niet open.
Het wordt etenstijd. We besluiten in de buurt iets te gaan eten en daarna nog even bij hem te gaan kijken.
Als we hem begroeten lijkt hij ons te herkennen. Terwijl we met hem praten trekt hij het dekbed iets omhoog. Voordat we weggaan stop ik hem in.
Ik kijk om als we bij de deur staan. En zie nog net zijn kruin boven het dekbed uitkomen.
De volgende ochtend vroeg krijgen we een bericht van mijn zwager. In de nacht was mijn schoonvader onrustig, maar na wat morfine lijkt hij nu weer rustiger. We zeggen onze afspraken af en stappen in de auto.
Op de ring van Eindhoven komen we in een file. Daardoor doen we er een half uur langer over dan normaal. Als we tegen negenen bij het verpleeghuis uit de auto stappen, belt mijn zwager. Mijn schoonvader is om 8.40 uur overleden.
Op de gang komt een verpleegkundige van het team ons tegemoet. ‘Gecondoleerd’, zegt ze aangedaan. ‘U ook’, zeg ik. Ze kijkt verrast en zegt: ‘Wat fijn dat u dat zegt. Dat horen we niet zo vaak.’
Even later staan we stil naast het bed van mijn schoonvader en nemen afscheid. We huilen niet.
De dagen erna gaan snel voorbij. Ze zijn gevuld met praktische zaken. Vele vragen wachten op een antwoord. Wordt het een begrafenis of een crematie? Waar wordt die gehouden? Welke kaart wordt er gekozen? Hoeveel mensen worden er verwacht? Hoe komt de uitvaart eruit te zien? Wie zal er iets zeggen? Welke muziek past erbij?
Tussendoor eten we iets. Eigenlijk alleen omdat het nodig is.
Twee dagen later verhuizen mijn lief en ik de spullen van mijn schoonvader weer terug naar zijn ‘echte’ huis. Het is zaterdagmiddag, dus zijn er meer bezoekers dan doordeweeks. We lachen als een echtpaar in de lift grapjes maakt over de stoelen die we bij ons hebben. ‘Eindelijk kunnen we zitten in de lift’, zegt de man. Bij het naar buiten gaan wensen ze ons een fijne middag.
De uitvaart is mooi. Ik mag mijn blogpost die ik over mijn schoonvader schreef voorlezen. Ik vind het een eer. Zijn zoons vertellen allebei hun eigen verhaal. Ook een verpleegkundige van de afdeling vertelt een treffend verhaal over de laatste maanden van mijn schoonvader.
Na de dienst worden we gecondoleerd. Er worden lieve woorden gezegd over mijn schoonvader. Het is ontroerend als zijn oudere zussen zeggen dat ze de dienst mooi vonden. Mijn schoonvader was hun jongste broer.
Gisteren pakten we de gewone draad van het leven weer op. Ik gaf les over de arbeidsmarkt en het leek alsof er niets was veranderd.
Totdat ik bij het naar het toilet gaan automatisch een blik werp op onze kalender.
Bij het zien van het kruisje dat achter het woord ‘Pa’ staat, schiet ik vol.
Foto: Agnes Swart