Langzaam rolt er een traan over mijn wang.
Meteen wrijf ik quasi nonchalant met mijn vingers langs mijn gezicht.
Heeft iemand het gezien?
Ik kijk om me heen.
Twee andere passagiers in de trein zijn druk in gesprek. En de jongen aan de overkant kijkt geconcentreerd naar zijn scherm.
Pff. Gelukkig. Er is niemand die aandacht heeft voor mij.
Ik kijk naar het boek op mijn schoot.
De reden voor mijn ontroering.
Jeetje, denk ik, waarom huil ik eigenlijk?
Dat is dus wat een boek kan doen.
Je laten huilen.
Dat gebeurde bij mij toen ik het boek van Tjitske Jansen las.
In ‘Voor altijd voor het laatst’ beschrijft Tjitske anekdotes uit het leven van een vrouw.
Door deze anekdotes volg je de ontwikkeling die ze doormaakt: van klein meisje tot een jonge vrouw van eind dertig.
Doordat ze schrijft in de ‘ik-vorm’ ben je snel geneigd te denken dat het over haarzelf gaat. Hoewel dat in fictie nooit te bewijzen valt, zorgt dat er wel voor dat je door haar ‘ogen’ kijkt en leef je direct met haar mee.
Haar manier van schrijven is heel prettig.
Met goed gekozen woorden trekt ze je meteen in het verhaal.
‘Je bent altijd zo vrolijk, maar ben je wel echt vrolijk?’ Mijn vrolijkheid deed de meester denken aan de vrolijkheid van een clown met zo’n grote rode lachende schminkmond. De schmink moest het verdriet op het gezicht erachter verbergen. Ik voelde me beschuldigd. Ik wilde niet dat hij mij met zo’n clown vergeleek. Ik was geen clown. Ik deed niet alsof. Ik wás vrolijk. Op de dagen dat ik van hem les had, was ik nog vrolijker dan anders.
De anekdotes zijn kort. Soms bestaat het uit één alinea, uit een pagina, en nergens is het langer dan twee pagina’s. Hierdoor kan de schrijfster makkelijk overspringen naar een ander moment in ‘haar‘ leven. Als lezer spring je moeiteloos mee.
Ze gebruikt een afwisseling van korte zinnen en heldere beschrijvingen. De wendingen zijn verrassend waardoor je wil blijven lezen.
Dat vind ik zo knap aan dit boek: Tjitske Jansen weet je als lezer te raken zonder veel woorden. Later kwam ik erachter dat dit boek haar prozadebuut was en dat ze hiervoor dichtbundels schreef.
Waarom ik moest huilen toen ik dit boek las?
Door haar laatste woorden op de laatste pagina. Pagina 115.
Het is haar ‘dank je wel’ pagina.
Ze bedankt drie mensen, als laatste bedankt ze mysticus Stephen Boonzaaijer.
Ze schrijft:
‘Stephen Boonzaaijer. Na ons gesprek op 16 maart 2014 begreep ik eindelijk waardoor het schrijven nu al zoveel jaren moeizaam ging, en lukte het me weer.’
Haar woorden raakten me.
Sinds ik zelf blog, kijk ik met andere ogen naar teksten en boeken die ik lees.
Tijdens het lezen van dit boek, dacht ik een paar keer ‘Poeh, je zou maar zo kunnen schrijven.’
Ik kon me niet voorstellen dat deze schrijfster óók het worstelen met schrijven kent.
Ik verheug me nu al op een volgend boek van Tjitske Jansen.
Lijkt me heel mooi, dank voor de tip! Ik las een ander boek van Tjitske Jansen: Koerikoeloem, wat zo’n beetje op de grens van proza en poëzie ligt
https://lalageleest.wordpress.com/2015/10/21/koerikoeloem-tjitske-jansen/
Het is ook heel mooi. En jij ook bedankt voor jouw tip. 😉
Ik las via de site van Tjitske over haar eerdere werk, maar jouw blog maakt me nog nieuwsgieriger.