Het tegenovergestelde van chaos is orde.
Dat ben ik. Ordelijk, netjes, bij mij is alles opgeruimd. Ik heb overzicht.
Of zoals een collega ooit zei: ‘Jij bent zo consciëntieus.’
Zelf vind ik dat heel gewoon. Mijn ouders zijn ook netjes. Ik denk dat ik het van ze heb geërfd. Ik heb er niets voor hoeven doen. Het gaat vanzelf.
Anderen herinneren mij er wel aan.
Medeleerlingen op school: ‘Ja, maar jij bent ook zo netjes!’ Of collega’s zeiden: ‘Jij bent het natuurlijk niet vergeten!’
Soms kan ik met een verlangende blik kijken naar de chaos bij anderen.
Dat ordelijke eens lekker loslaten. Lekker vrij en zonder voorbereiding aan iets beginnen.
Niet al die was netjes opvouwen en op overzichtelijke stapeltjes in de kast leggen.
Te laat komen en dat niet erg vinden.
Want je bureau opruimen aan het einde van de dag, op tijd komen of alle sokken netjes opvouwen, het vraagt wel tijd en aandacht. Het kost energie, die ik ook liever aan iets anders zou willen besteden. Het lezen van een boek bijvoorbeeld.
Heerlijk lijkt het me om ook eens te kunnen zeggen: ‘Nee, dat heb ik niet gedaan, want ik kon het verslag niet meer vinden.’
Toch lukt het me niet. Het opruimen, het netjes zijn is altijd sterker dan het losse.
Hoewel… één keer was ik dus echt te laat, en dat voelde helemaal niet ontspannen of lekker los. Ik weet nog steeds niet hoe het gebeurde, maar ik kwam te laat voor het eindexamen Nederlands.
Ik stond rustig mijn tanden te poetsen, toen mijn moeder rennend de trap op kwam, roepend dat ik te laat was en nu moest gaan.
Met de tandenborstel in mijn mond keek ik mijn moeder verbaasd aan. ‘Wat is er?’, was het eerste dat ik kon uitbrengen.
Mijn moeder was net gebeld door de school met de vraag of ze wist waar ik was, want ze gingen beginnen met het examen en ze misten me.
De tandenborstel vloog met een boog in de wasbak, en in vliegende vaart greep ik mijn tas, jas en fiets. Nog nooit had ik de 10 kilometer naar school zo snel afgelegd als toen.
Onderweg naar school had ik maar één gedachte: ‘O, als ik het nog maar haal!’
Het lukte me om nog net binnen de eerste 30 minuten van het examen op school te komen, dus langs de verbaasde blikken van mijn vriendinnen en medeleerlingen werd ik keurig naar mijn tafeltje begeleid en kon ik starten met het examen.
Ik vergeet nooit meer dat wanhopige gevoel dat ik had tijdens mijn fietstocht en het bonkende hart én hoofd toen ik daar achter dat tafeltje zat. Alsof ik net was ontsnapt aan een grote ramp.
Het duurde dus wel even voordat ik met concentratie de vragen van het examen kon lezen.
Nu koester ik mijn ordelijkheid, op tijd komen en netheid.
Ze horen bij mij.
In mijn werk is het erg handig.
Ik grijp niet mis als ik een oud dossier wil inzien en overzicht houden in een gesprek gaat me makkelijk af.
En wat is het fijn als één van mijn cliënten zegt: ‘Wat ben ik blij dat je me hebt geholpen bij het helder krijgen van de chaos in mijn hoofd’.
Hoe het afliep met dat examen? Dat heb ik gehaald.
Hoewel ik nog steeds niet snap hoe dat kon.
Dit blog is gemaakt als antwoord op de vraag van Agnes Swart en Tessa Wiegerinck in de Kom maar op van oktober.