We huilen niet

Afscheid

‘Ik kom nu naar huis om de auto op te halen.’

Ik lees het appje van mijn lief terwijl ik net in de gang mijn schoenen heb uitgeschopt.
Langzaam dringt het tot me door dat ik mijn schoenen weer aan moet doen. Het gaat niet goed met zijn vader. We moeten erheen.

Nog geen anderhalf uur later luisteren we naar het verhaal van de verpleeghuisarts.

Hoe voorzichtig hij het ook formuleert, het is meteen duidelijk. Mijn schoonvader zal niet lang meer te leven hebben.

Na het gesprek gaan we bij hem kijken.

Hij ligt met half gesloten ogen en ademt zwaar.

We vertellen hem zachtjes dat we er zijn. Hij beweegt even, maar doet zijn ogen niet open.

Het wordt etenstijd. We besluiten in de buurt iets te gaan eten en daarna nog even bij hem te gaan kijken.

Als we hem begroeten lijkt hij ons te herkennen. Terwijl we met hem praten trekt hij het dekbed iets omhoog. Voordat we weggaan stop ik hem in.

Ik kijk om als we bij de deur staan. En zie nog net zijn kruin boven het dekbed uitkomen.

De volgende ochtend vroeg krijgen we een bericht van mijn zwager. In de nacht was mijn schoonvader onrustig, maar na wat morfine lijkt hij nu weer rustiger. We zeggen onze afspraken af en stappen in de auto.

Op de ring van Eindhoven komen we in een file. Daardoor doen we er een half uur langer over dan normaal. Als we tegen negenen bij het verpleeghuis uit de auto stappen, belt mijn zwager. Mijn schoonvader is om 8.40 uur overleden.

Op de gang komt een verpleegkundige van het team ons tegemoet. ‘Gecondoleerd’, zegt ze aangedaan. ‘U ook’, zeg ik. Ze kijkt verrast en zegt: ‘Wat fijn dat u dat zegt. Dat horen we niet zo vaak.’

Even later staan we stil naast het bed van mijn schoonvader en nemen afscheid. We huilen niet.

De dagen erna gaan snel voorbij. Ze zijn gevuld met praktische zaken. Vele vragen wachten op een antwoord. Wordt het een begrafenis of een crematie? Waar wordt die gehouden? Welke kaart wordt er gekozen? Hoeveel mensen worden er verwacht? Hoe komt de uitvaart eruit te zien? Wie zal er iets zeggen? Welke muziek past erbij?

Tussendoor eten we iets. Eigenlijk alleen omdat het nodig is.

Twee dagen later verhuizen mijn lief en ik de spullen van mijn schoonvader weer terug naar zijn ‘echte’ huis. Het is zaterdagmiddag, dus zijn er meer bezoekers dan doordeweeks. We lachen als een echtpaar in de lift grapjes maakt over de stoelen die we bij ons hebben. ‘Eindelijk kunnen we zitten in de lift’, zegt de man. Bij het naar buiten gaan wensen ze ons een fijne middag.

De uitvaart is mooi. Ik mag mijn blogpost die ik over mijn schoonvader schreef voorlezen. Ik vind het een eer. Zijn zoons vertellen allebei hun eigen verhaal. Ook een verpleegkundige van de afdeling vertelt een treffend verhaal over de laatste maanden van mijn schoonvader.

Na de dienst worden we gecondoleerd. Er worden lieve woorden gezegd over mijn schoonvader. Het is ontroerend als zijn oudere zussen zeggen dat ze de dienst mooi vonden. Mijn schoonvader was hun jongste broer.

Gisteren pakten we de gewone draad van het leven weer op. Ik gaf les over de arbeidsmarkt en het leek alsof er niets was veranderd.

Totdat ik bij het naar het toilet gaan automatisch een blik werp op onze kalender.
Bij het zien van het kruisje dat achter het woord ‘Pa’ staat, schiet ik vol.

Foto: Agnes Swart

Je hoeft alleen maar te kijken

Afgelopen dinsdag had ik een flink gevulde werkdag.

Dus geen tijd voor het maken van de foto op dinsdag.

Dacht ik.

Aan het einde van de ochtend ging ik op weg naar Amsterdam.
Op weg naar een nieuwe opdracht.

Het laatste stukje naar het bedrijvenverzamelgebouw liep ik door de stromende regen.
Ik was dan ook blij dat ik iets te vroeg was en beneden in het gebouw tijd had voor een kopje koffie.

Koffie

Ik had mijn eerste slokje nog niet genomen of er viel me iets op.

Vlak voor mij zag ik twee mannen met hun hoofden in hun nek aandachtig naar boven kijken.

Foto op dinsdag

En ik vroeg me af: waar kijken die naar?

Na een blik door het raam zag ik dat er buiten werd gewerkt en nog geen minuut later trilde de vloer van het heien.

O, dacht ik, is het dat.

Zelf kon ik niets interessants ontdekken aan deze werkzaamheden.

Mijn aandacht ging uit naar de twee mannen.

De tijd die ik nodig had om mijn koffie te drinken stonden zij aandachtig naar buiten te turen.

Soms zeiden ze iets tegen elkaar.

Toen ik al richting de lift vertrok stonden ze er nog.

En ik realiseerde me dat je voor de foto op dinsdag gewoon alleen hoeft te kijken.

 

Deze foto’s op dinsdag blog werd geïnspireerd door #PHOT ‘photo on Tuesday’, een initiatief van Karin Ramaker.

De weg kwijt?

De weg kwijt?

Wachtend op de trein staar ik over het weiland achter het station.

Ineens valt mijn blik op het groene bordje met de witte pijl.

Naast de rails.

De nooduitgang.

Meteen schiet er door mijn hoofd: wat zouden sommige mensen blij zijn met zo’n duidelijk bordje als het gaat om hun loopbaan.

Deze foto op dinsdag maakt deel uit van #PHOT ‘photo on Tuesday’. Een initiatief van Karin Ramaker.

Easy-going

Tamarisks steps

Wij wonen op een berg. Nou ja, zo noem ik dat. Alles wat enkele tientallen meters boven NAP is, voelt voor mij al snel als een berg. Vandaar. Volgens de Engelsen is het gewoon een ‘hill’.

En wij wonen daar natuurlijk niet echt. We doen alsof. We hebben vakantie en ‘wonen’ tijdelijk in de Tackleway. Dus niet in een vakantiehuis ergens apart, maar in een echte straat.

Naast ons huis is deze trap. En dat is fijn én vermakelijk. We hebben al heel wat mensen hijgend en puffend de trap op horen komen. Schoolklassen uit Frankrijk of Duitsland, families met kinderen en ouderen. Sommigen mopperen hardop.

Totdat ze boven zijn. Dan volgt de beloning: een weids uitzicht over zee.

Deze foto op dinsdag is een bijdrage aan #PHOT, ‘photo on Tuesday’. Een initiatief van Karin Ramaker.

Lekker lezen! Of… hoe werkt dat nou zo’n uitdaging?

Verzameling meisjesboeken
Mezelf meer tijd gunnen om te lezen, dat wil ik al een tijdje. Het is iets dat ik heel graag doe, maar door druk zijn en drukte in mijn hoofd, schoof ik het maar steeds door naar een volgende dag of een ander moment.

Dat schoot dus niet op.

De #kommaarop van de maand april kwam dan ook als geroepen. Een maand lang bezig zijn met een zelfgekozen uitdaging.

Mijn uitdaging werd: iedere dag een half uur lezen.
Niet met als doel om meer boeken te lezen. Nee, vooral om weer te genieten van het lezen.

Collega-ondernemer Sonja van Vuren schreef als reactie bij mijn uitdaging:
‘Maar een half uurtje per dag? Eitje…’

Nou, dat was toch niet helemaal waar. Er zat nog best een hard stukje in dat eitje.

De eerste week van april ging ik voortvarend van start.
Het was fijn dat de start in het weekend viel, zo had ik rustig de tijd om te lezen.
Iets langer dan een half uur lukte dan ook prima.
Ook de rest van de week ging het soepel. Een enkele keer las ik pas ’s avonds in bed. Maar dat gaf niet een half uur lukte dan toch.

Wat nog niet helemaal lukte, was om er ook echt van te genieten. Het voelde als een verplicht nummer. Tijdens het lezen keek ik regelmatig op de klok om te zien of het half uur al voorbij was.

Dat was toch niet helemaal wat ik wilde. Wat kon ik daar eens aan doen?

Eerlijk gezegd wist ik dat niet meteen.

De tweede week ging het finaal mis. Ik was druk met werk en toen ik dinsdagavond naar bed ging, viel ik in slaap, zonder me te realiseren dat ik die dag niet in mijn boek had gelezen.

Pas de volgende ochtend bij het opstaan viel mijn oog op het boek en bedacht ik me dat ik niet had gelezen. In eerste instantie kon ik me daar niet zo druk over maken. Er waren andere zaken die mijn aandacht vroegen. Maar toen ik later die dag van een opdracht naar huis fietste, baalde ik ervan.

Ik wilde dit toch zo graag. Waarom maakte ik er dan geen tijd voor?

Tot ik me realiseerde dat ik er teveel een ‘moeten’ van maakte.

Stiekem had ik gedacht dat ik deze maand even een flink deel van mijn stapel boeken zou ‘weglezen’. En dat was meteen het ‘probleem’. Ik deed het niet om lekker te lezen. Ik wilde gewoon mijn to-do lijstje op leesgebied korter maken. Ik deed het voor het resultaat en niet om te genieten. Toen ik dat had geconstateerd, realiseerde ik me dat ik die ‘verplichte’ stapel boeken even opzij moest schuiven.

En ik vroeg mezelf af: wat wil ik nu echt lezen?

Het werd een boek uit mijn verzameling oude meisjesboeken.

Ja, écht, het werd een meisjesboek!

Daar had ik gewoon het meeste zin in.

Mijn voorliefde voor retro betreft ook boeken. Mijn quilty pleasure is mijn verzameling oude meisjesboeken, die ik als puber ook las.

Denk aan schrijfsters als Nel van der Zee, Cissy van Marxveldt, Fenna Feenstra, Leni Saris of (mijn favoriet) Sanne van Havelte.

En daarmee was het hek van de dam. Ik las zodra ik ook maar een momentje tijd had. Ik hoefde niet meer op de klok te kijken, want ik verdween in de boeken. Ik leefde zo mee met de hoofdpersonen dat ik gewoon de tijd vergat.

Heerlijk! Precies zoals ik vroeger in een verhaal verdiept was.

Meisjesboeken van weleer, Kristine Groenhart

Toen ik op de laatste dag van de uitdaging in de Volkskrant een artikel van Sylvia Witteman las, met als titel ‘Deugnieten met een olijke lach’, waarin ze schrijft over haar voorliefde voor oude meisjesboeken, dacht ik meteen ‘dit kan toch geen toeval zijn!’

Door het artikel kwam ik erachter dat ook schrijfster Kristine Groenhart een fan is van meisjesboeken. Op 26 april, jawel precies in de maand van de uitdaging, kwam haar boek ‘Meisjesboeken van weleer’ uit.

Je begrijpt dat ik het boek meteen heb gekocht. Niet alleen omdat ik nieuwsgierig ben naar de inhoud, maar ook om mezelf te herinneren aan het feit dat lezen voor het resultaat niet werkt.

‘Heb je kinderen?’

Een doodnormale vraag, met een eenvoudig antwoord: ja of nee.

Een vraag die we allemaal weleens stellen of die ons wordt gevraagd.

Ook ik krijg deze vraag weleens.

Het leukst vond ik de manier waarop mijn oppaskind Paul, toen drie, het vroeg. Met zijn hoofd een beetje schuin en met stralend blauwe ogen zei hij: ‘Heb je thuis ook kindjes?’

Begin twintig was ik. Ik studeerde en had als bijbaan ‘oppassen’. Voor mij een logisch vervolg van mijn jaar als au pair.

Zowel ’s avonds (handig, met mijn studie) als overdag. Vele, vele uren bracht ik op die manier door in andermans huis en met andermans kinderen.

Kinderen in alle leeftijden: van baby tot puber.

Zelf had ik ze niet. Dus mijn antwoord was ‘nee’. Als driejarige geloofde hij dit natuurlijk niet meteen. Eerst zien. Toen hij bij mijn ouders thuis, waar ik toen nog woonde, zag dat er geen kinderen waren, was het waar.

Later toen ik als docente Nederlandse les aan anderstaligen gaf, werd die vraag me heel vaak gesteld. Bij iedere nieuwe kennismaking met een groep cursisten, was er wel iemand die deze vraag stelde. Ik vond dat ook heel normaal. Niet in alle culturen wordt het als gewoon beschouwd dat je als eind twintiger, op jezelf woont en nog geen kinderen hebt. Hoe vaak ik toen niet hoorde: ‘Dat komt vast snel’.

Maar de jaren gingen voorbij en het kwam niet snel.

Dat kwam ook, omdat de beroemde prins op het witte paard mijn pad niet snel kruiste.

Van één ding was ik zeker: ik wilde die kinderen alleen als ik die prins had gevonden. Niet als ik in mijn eentje was.

Toen ik die prins vond, was ik 36. Zevenendertig toen we gingen samenwonen en 39 toen we trouwden.

De kinderen kwamen niet.

Het stellen van de vraag ging door. Logisch, als je iemand leert kennen wil je dit natuurlijk ook duidelijk hebben.

Soms op een verrassende manier. Een collega vroeg eens: ‘Hoe is het met je kinderen?’

‘Huh?!’

Ik keek haar verbaasd aan. Had ik iets gemist? Maar mijn antwoord was simpel: ‘Ik heb geen kinderen.’

Haar reactie verraste me. Ontzet sloeg ze haar hand voor haar mond: ‘O, wat erg!’

Dat voelde raar. Was het erg dat ik geen kinderen had, of bedoelde ze iets anders?

Ze bedoelde het anders. Ze vond het erg dat ze het zo had gevraagd. We hadden er nooit over gesproken, maar ze had het gewoon aangenomen. ‘Jij bent echt zo iemand met kinderen.’

Ik vatte het maar op als een compliment.

Dan zijn er nog de momenten na het stellen van de vraag. Of beter gezegd, nadat ik de vraag heb beantwoord. Ik weet inmiddels dat er dan verschillende scenario’s zijn. Iemand zegt: ‘O.’ En vervolgens blijft het even stil. Of kijkt je aan, en begint dan snel over iets anders of er komt een vervolgvraag: ‘Waarom niet?’

Natuurlijk weet ik dat het onzin is, maar toch heb ik dan altijd even het gevoel dat ik het verkeerde antwoord heb gegeven of mezelf moet verdedigen.

Vorige week werd de vraag me weer gesteld. Deze keer maakte de reactie op mijn ‘nee’ me stil.
‘O, daarom is mijn hoofd zo vol, en het jouwe niet.’

Het spookte de afgelopen dagen door mijn hoofd. Een goed antwoord op deze reactie heb ik niet. Wat ik wel weet, is dat het pijn deed. Omdat er een oordeel in zit. Het ons in een wedstrijd plaatst.

Maar wel of geen kinderen hebben is geen wedstrijd. Het is zo.

Nu niet, ik ben bezig met mijn uitdaging!

Boeken

‘Til je voet even op!’

Mijn moeder zegt het iets harder om boven het geluid van de stofzuiger uit te komen.

Ik reageer niet.

Met de stang geeft mijn moeder een duwtje tegen mijn voet. Dan pas kijk ik op en trek mijn voet in de stoel.

Ik lees.

Het geluid van de stofzuiger of iemand die tegen me praatte. Ik hoorde het niet. Zo ging ik op in het lezen van mijn boek.

Ik was zo’n meisje dat het liefst iedere dag naar de bibliotheek ging om nieuwe boeken te halen. Na een aantal jaar had ik dan ook alle jeugdboeken gelezen. Ik keek verlangend naar de boeken van de volwassenen. Die mocht je pas lenen als je twaalf was.

Gelukkig begreep mijn moeder mijn leeshonger en mocht ik boeken lenen met haar biebpas.

Nog steeds lees ik graag.

Alleen niet meer zo vaak als vroeger.

Logisch, want ik heb minder tijd om aan lezen te besteden dan toen ik een kind was.

Toch is dat het niet alleen.

Het gaat ook om gunnen.

Heel vaak gun ik mezelf de tijd niet.

Dan vind ik andere dingen belangrijker. Zoals een schone badkamer of nog iets doen voor mijn werk.

En natuurlijk is dat ook belangrijk.

Maar iets doen voor jezelf en daarvan genieten is net zo belangrijk.
Het zorgt voor ontspanning, waardoor er weer zin en energie is om dingen die moeten met plezier te doen.

Bij mijn schoonvader zie ik hoe het is, als lezen niet meer gaat.
Daarvan heb ik geleerd: doe het nu het kan.
Maar ja, die tijd hè.

De Oostenrijkse schrijfster Bertha Eckstein zei het heel treffend.

De enige manier om tijd te hebben is tijd te nemen

Ik hoor het ook bij mijn cliënten: ‘Het liefst ga ik regelmatig fietsen, maar waar haal ik de tijd vandaan?’ Of ‘Ik wil graag gezond eten, maar als ik laat thuis ben van mijn werk, heb ik geen tijd om nog een gezonde maaltijd klaar te maken.’

We wíllen het graag, maar we dóen het niet.

Aan mijn cliënten vraag ik dan: hoe zou je willen dat de situatie wordt?
Door daarover te praten wordt duidelijk waar je naar toe wilt, en kom je op ideeën hoe je dat kunt bereiken.
En dat hoeft geen groot en ingewikkeld idee te zijn. Iedere kleine stap, is er één.

Deze vraag stelde ik dus ook aan mezelf: ‘Hoe zou ik willen dat de situatie wordt?’

Mijn antwoord: ‘Het liefst zou ik iedere dag tijd nemen om in een boek te lezen.’
Het gaat me niet om veel lezen, wel om te genieten van het lezen.

Door er over te schrijven en mee te doen aan de ‘Kom maar op’ van Agnes Swart en Tessa Wiegerinck heb ik meteen een stok achter de deur.

Dus dat wordt mijn uitdaging deze maand: iedere dag minimaal een half uur lezen!

Ik heb er zin in! En zal je begin volgende maand laten weten hoe het is gegaan.

En jij? Heb jij iets waar je deze maand echt de tijd voor zou willen nemen?

Laat het weten, en doe ook mee.

En nu… ga ik eerst lekker lezen.

Over hoge verwachtingen, en hoe die succes juist in de weg staan

Krullen

Zestien was ik. En ik keek met rode wangen van spanning in de spiegel van de kapper.

Met een laatste keurende blik vroeg de kapster ‘Hoe vind je het zo?’

Fantastisch, vond ik het. Eindelijk, eindelijk had ik echte krullen!

Nou ja, nep natuurlijk, maar voor mij was het helemaal echt.

Maanden had ik bij mijn ouders gezeurd om deze krullen. Mijn beste vriendin had ze en het leek me het einde. Of het nou regende of stormde haar haar zat altijd goed. Ze hoefde er niet veel aan te doen. Even met haar hand er door en het zat weer in model. Ideaal!

En dat die leuke jongen van 3B met haar kletste, kwam natuurlijk ook door haar mooie krullen.

Met een hoofd vol verwachtingen liep ik bij de kapper de deur uit.

De volgende ochtend waren mijn verwachtingen flink gedaald. Door het slapen waren mijn krullen in de war geraakt. En wat zat het plat!

Met mijn hand er doorheen hielp niet. Kammen ook niet. Het werd er raar pluizig van.
Met wat gel verbeterde het iets, maar het kwam niet in de buurt van de dag ervoor.

Met tegenzin ging ik naar school.

Toen ik daar na 10 kilometer fietsen in de spiegel keek, dacht ik: waarom zit het bij mij nou niet meteen goed?!

Vierenveertig was ik, en beginnend ondernemer. Met rode wangen van inspanning schreef ik een tekst voor een advertentie.

Tijdens een netwerkontbijt had een collega ondernemer gevraagd of ik belangstelling had voor een advertentie in een wijkmagazine.

Dat leek me wel wat. Via een advertentie zou ik wel honderden mensen tegelijk kunnen bereiken. Ideaal!

Met een hoofd vol verwachtingen stuurde ik mijn tekst en foto op.

Het magazine kwam uit tijdens mijn vakantie. Dat ik geen berichten of telefoontjes kreeg, drong nog niet zo tot me door.

Ook na de vakantie gebeurde er niets.

Twee weken later dacht ik teleurgesteld: waarom reageert er nou helemaal niemand?!

Nu weet ik dat vooral mijn verwachtingen maken dat ik teleurgesteld raak over iets dat ik uitprobeer.

Door mijn verwachtingen vul ik al in hoe het resultaat moet zijn. Net zulke krullen als mijn vriendin. Of nieuwe cliënten door een advertentie. Maar zo werkt het niet. Succes kan je niet afdwingen.

Zonder al mijn verwachtingen, kijk ik er anders naar. Dan zie ik: een advertentie plaatsen in dat magazine werkt dus niet voor mij. Prima, ook weer geleerd. Op naar het volgende om te proberen.

Dezelfde krullen als mijn vriendin, dat is natuurlijk een illusie. Mijn haar is niet haar haar, dus hoe kan het resultaat dan hetzelfde zijn? Vergelijken is niet slim.

Die krullen heb ik wel jaren gehad. Het ongemak van het steeds opnieuw in model brengen, nam ik voor lief.
Omdat ik de jongen, waar ik stiekem verliefd op was, eens hoorde zeggen dat hij ‘krullen zo stoer vond’.

Dit blog is gemaakt als bijdrage aan de Kommaarop van Agnes Swart en Tessa Wiegerinck van februari 2016.

Een langzaam afscheid

Boom

Het is druk en warm in de recreatieruimte. Tussen al het gepraat door hoor ik het geluid van een koffiemachine en rinkelende kopjes.

Twee tafels verder klinkt er gelach. Mijn ogen glijden langs de lachende gezichten. Een aantal mannen en vrouwen van middelbare leeftijd lachen en kijken naar een chique dame in een paarse jurk.

Er is één persoon die niet lacht: een oudere dame zit met haar beide handen voor zich op tafel en kijkt onaangedaan in de verte. Ik volg haar blik, maar ik kan niet ontdekken waar ze naar kijkt.

Het gezelschap om haar heen lacht weer. Het lijkt niemand op te vallen dat zij niet mee lacht.

Ik kijk naar mijn schoonvader tegenover me. Ook hij kijkt naar iets in de verte. Mijn schoonmoeder praat tegen haar zoon.

Ik zeg iets tegen mijn schoonvader over een boom die aan de overkant van de straat staat. Hij richt zijn hoofd iets op en kijkt naar buiten. Maar niet naar de boom. Toch knikt hij instemmend. Langzaam glijdt zijn aandacht weer weg.

Wat zal ik nu eens vragen?

We vonden elkaar in boeken.

In een flits zie ik hem weer staan voor onze boekenkast. Verbaasd pakt hij een deel van Het Bureau van Voskuil. ‘Goh, hebben jullie dit ook?’ ‘Het is van Karin’, zegt zijn zoon.

Al snel zijn mijn schoonvader en ik in gesprek over de inhoud. Hij neemt het boek mee naar de bank en de rest van de middag ligt het op zijn been. Van tijd tot tijd bladert hij erin en leest een stukje. Jaren eerder las hij alle delen. De beschrijvingen over het reilen en zeilen op een kantoor, hij moest erom grinniken.

Nu leest hij niet meer.

Ik probeer iets anders. ‘Kijkt u nu veel tv?’
Hij kijkt me vragend aan. ‘Nee’, zegt hij langzaam.
‘Vindt u het niet leuk?’
‘Er is niets leuks’, zegt hij.
‘Wat zou u dan leuk vinden?’, vraag ik.

Ineens lichten zijn ogen iets op. ‘Als ik jou zou zien.’
We lachen. ‘Wat jammer, dat ik niet op tv ben’, zeg ik.

Mijn schoonmoeder vraagt: ‘Waarom lachen jullie?’
Mijn schoonvader begint te antwoorden, maar blijft steken bij ‘Omdat…’

Langzaam wrijft hij met zijn hand over zijn voorhoofd.
En mompelt ‘Ik weet het niet.’

Mijn schoonmoeder begint over iets anders.

Bij het weggaan zwaaien we.

Hij zwaait terug. Langzaam. Met een stuurloze arm.

Later sta ik peinzend voor onze boekenkast. Ik kijk naar de stapel die ik nog graag wil lezen. En ik realiseer me dat het gaat om nu. Niet over morgen.

*Op 7 juli 2016  is mijn schoonvader overleden.
Tijdens de uitvaart op 11 juli 2016 las ik deze tekst voor.

‘Jij bent toch altijd zo netjes?!’

Chaos en ordeHet tegenovergestelde van chaos is orde.

Dat ben ik. Ordelijk, netjes, bij mij is alles opgeruimd. Ik heb overzicht.
Of zoals een collega ooit zei: ‘Jij bent zo consciëntieus.’

Zelf vind ik dat heel gewoon. Mijn ouders zijn ook netjes. Ik denk dat ik het van ze heb geërfd. Ik heb er niets voor hoeven doen. Het gaat vanzelf.

Anderen herinneren mij er wel aan.

Medeleerlingen op school: ‘Ja, maar jij bent ook zo netjes!’ Of collega’s zeiden: ‘Jij bent het natuurlijk niet vergeten!’

Soms kan ik met een verlangende blik kijken naar de chaos bij anderen.

Dat ordelijke eens lekker loslaten. Lekker vrij en zonder voorbereiding aan iets beginnen.
Niet al die was netjes opvouwen en op overzichtelijke stapeltjes in de kast leggen.
Te laat komen en dat niet erg vinden.

Want je bureau opruimen aan het einde van de dag, op tijd komen of alle sokken netjes opvouwen, het vraagt wel tijd en aandacht. Het kost energie, die ik ook liever aan iets anders zou willen besteden. Het lezen van een boek bijvoorbeeld.

Heerlijk lijkt het me om ook eens te kunnen zeggen: ‘Nee, dat heb ik niet gedaan, want ik kon het verslag niet meer vinden.’

Toch lukt het me niet. Het opruimen, het netjes zijn is altijd sterker dan het losse.

Hoewel… één keer was ik dus echt te laat, en dat voelde helemaal niet ontspannen of lekker los. Ik weet nog steeds niet hoe het gebeurde, maar ik kwam te laat voor het eindexamen Nederlands.

Ik stond rustig mijn tanden te poetsen, toen mijn moeder rennend de trap op kwam, roepend dat ik te laat was en nu moest gaan.

Met de tandenborstel in mijn mond keek ik mijn moeder verbaasd aan. ‘Wat is er?’, was het eerste dat ik kon uitbrengen.

Mijn moeder was net gebeld door de school met de vraag of ze wist waar ik was, want ze gingen beginnen met het examen en ze misten me.

De tandenborstel vloog met een boog in de wasbak, en in vliegende vaart greep ik mijn tas, jas en fiets. Nog nooit had ik de 10 kilometer naar school zo snel afgelegd als toen.

Onderweg naar school had ik maar één gedachte: ‘O, als ik het nog maar haal!’

Het lukte me om nog net binnen de eerste 30 minuten van het examen op school te komen, dus langs de verbaasde blikken van mijn vriendinnen en medeleerlingen werd ik keurig naar mijn tafeltje begeleid en kon ik starten met het examen.

Ik vergeet nooit meer dat wanhopige gevoel dat ik had tijdens mijn fietstocht en het bonkende hart én hoofd toen ik daar achter dat tafeltje zat. Alsof ik net was ontsnapt aan een grote ramp.

Het duurde dus wel even voordat ik met concentratie de vragen van het examen kon lezen.

Nu koester ik mijn ordelijkheid, op tijd komen en netheid.

Ze horen bij mij.

In mijn werk is het erg handig.

Ik grijp niet mis als ik een oud dossier wil inzien en overzicht houden in een gesprek gaat me makkelijk af.

En wat is het fijn als één van mijn cliënten zegt: ‘Wat ben ik blij dat je me hebt geholpen bij het helder krijgen van de chaos in mijn hoofd’.

Hoe het afliep met dat examen? Dat heb ik gehaald.

Hoewel ik nog steeds niet snap hoe dat kon.

Dit blog is gemaakt als antwoord op de vraag van Agnes Swart en Tessa Wiegerinck in de Kom maar op van oktober.